BD.6202
1 maart 1955
Levensopgave: dienen in liefde
Dit is uw levensopgave op aarde: dat u elkaar dient in liefde.
U kunt u slechts opwaarts werken ten hogen door dienende liefde want alleen
deze verhoogt de graad van rijpheid van uw ziel, alleen die stelt u in
staat na de dood van uw lichaam in dat rijk binnen te gaan waar licht
en gelukzaligheid is. Alle overige moeiten baten niets, wanneer u de dienende
liefde achterwege laat, wanneer uw hart ongevoelig blijft, wanneer u zult
willen heersen als u dienstbaar moet zijn. Alleen door dienende naastenliefde
maakt u de zonde van weleer weer goed, waarbij u de liefde afwees, waarbij
u voor uzelf de liefde verspeelde om nu hem te volgen die zonder enige
liefde is, die in opstand kwam tegen Mij. Het aardse leven is u alleen
met het doel gegeven dat u voor uzelf weer de liefde verwerft die u eens
afwees, dat u laat zien dat u uw wezen wilt veranderen, dat u door te
werken in liefde deze verandering van uw wil bewijst.
U kunt dus de liefde niet buiten beschouwing laten, wanneer u wilt dat
u weer volmaakt wordt, wanneer u weer naar Mij wilt terugkeren en zonder
einde gelukzalig zijn. Hiervan op de hoogte te zijn heeft voor u geen
nut als u het niet in praktijk brengt. En daartoe wordt u steeds gelegenheid
geboden en steeds zult u nood om u heen zien, steeds zullen zich hulpbehoevende
mensen tot u wenden en uw hulp vragen. Laat ze dan niet bij u weggaan
zonder hen geholpen te hebben zodra u dit mogelijk is.
En wees niet bezorgd dat u zelf gebrek moet lijden, want met de maat waarmee
u meet zal ook u weer worden toegemeten. Maar gebruik ook uw verstand.
Ook dat wil Ik u aanraden opdat u uw naaste niet meer schade doet dan
goed. Want nood door eigen schuld moet ook zelf worden opgeheven als er
de mogelijkheid toe is. En als de mens bereidwillig is, kan hij deze mogelijkheid
ook steeds zelf van Mij afsmeken. U zult dus onderscheid moeten maken
tussen nood en lichtzinnigheid. Nood moet u wel lenigen maar nooit de
mens stijven in lichtvaardigheid, die een groot kwaad is en daarom nooit
gesteund mag worden. Maar waar de liefde helpend ingrijpt zal de nood
ook snel verholpen zijn, want wanneer Ik enerzijds liefde zie en dankbaarheid
anderzijds, help Ik een handje.
Geen mens is door Mij verlaten en zo hij zich tot Mij zelf wendt, wordt
hem ook een weg gewezen die uit alle nood leidt. Wie zich echter alleen
op de medemens verlaat, heeft niet de ware aanspraak op hulp en de nood
moet hem tot inzicht brengen dat hij zichzelf moet veranderen. Want vaak
is de nood het opvoedingsmiddel voor de mens, dat Ik gebruik om hem voor
Mij te winnen, opdat de nood hem naar Mij toe drijft, dat ze hem aan Mij
laat denken en hij zijn toevlucht tot Mij neemt, die hem nu nimmer zal
teleurstellen.
Ik wil dat alle mensen zalig worden en evenzo wil Ik ook dat ze Mij zullen
kennen. Maar veel mensen denken niet aan Mij zolang het hen goed gaat
op aarde en daarom bevinden ze zich op een weg die naar beneden voert,
naar mijn tegenstander. Alleen door nood kan Ik zo op dezen inwerken,
dat ze omkeren en Mij als doel nastreven, dat ze hun handen vragend naar
Mij opheffen om hulp. En zo'n roep zal Ik horen en hun hulp zenden wanneer
het tijd is. Werk in liefde zolang u op aarde leeft en geef wat uw naaste
ontbreekt. En Ik wil u zegenen en alles wat u in liefde uw naaste geeft.
Amen |