BD.6041
2 september 1954
De instelling van de wereldse mensen tegenover het evangelie
De wereldse mensen zult u niet veranderen, al staat u nog zoveel kennis ter beschikking. Ze erkennen deze niet en volharden in hun instelling tegenover het leven en tegenover God. De wereldse mensen het evangelie te brengen zal pas dan succes hebben wanneer dezen hebben ingezien dat ze zich slechts het vergankelijke ten doel stellen en hun plotseling al het aardse streven nutteloos voorkomt. Dan zullen uw woorden ook weerklank vinden en tot nadenken stemmen. En dan bestaat er een mogelijkheid dat ze verlangen naar duurzaam bezit en dat ze zich ernstig bezig houden met de toestand na de dood.
Daarom is het vaak zegenrijk wanneer zulke mensen door grote verliezen worden getroffen, wanneer hun de vergankelijkheid van aardse dingen en ook van de mens zelf voor ogen wordt gesteld. Een schijnbaar ongeluk dat de mensen van hun bezit berooft, is zeer vaak juist de omstandigheid die in een mens de verandering van zijn denken teweegbrengt en het in heel andere banen leidt. En juist in de eindtijd moet dit paardenmiddel vaak worden aangewend. En daarom zullen er nog veel mensen aanzienlijk worden getroffen.
Mogelijkheden tot aardse successen zullen verdwijnen. De plotselinge dood van medemensen zal smart en ontsteltenis teweegbrengen en natuurrampen en ongevallen zullen aards bezit verwoesten. Op elke manier zal de mensen de vergankelijkheid voor de geest worden gesteld van datgene wat ze begeren en zich tot aards doel stellen. En enkelen zullen daaruit leren. Ze zullen hun aardse inspanningen opgeven en hun kracht alleen gebruiken om geestelijke resultaten te behalen. Maar het zullen er steeds maar weinige zijn, omdat de heer van de wereld de anderen verblindt en hun begeerten prikkelt, zodat ze nog verbitterder aardse schatten najagen en ook door hem worden ondersteund, hoe meer ze zijn eigendom zijn geworden. Dezen het evangelie te prediken werpt geen vruchten af.
Maar het gaat om de weinigen die nog te redden zijn en daarom moeten er overal pogingen worden gedaan, in het bijzonder in tijden waarin het verval en de vergankelijkheid duidelijk zichtbaar zijn. Want het gaat er steeds alleen maar om, de blik van de mensen van de materie af te wenden en op het geestelijke te richten. En dit is mogelijk wanneer hij door verliezen van welke aard dan ook wordt getroffen. En in de komende tijd zal de mensheid nog zeer worden geschokt, want er moet nog veel van haar worden afgenomen, opdat ze de waardeloosheid leert in te zien van datgene wat haar hele denken en streven volledig in beslag neemt.
Amen |