BD.6033
25 augustus 1954
De weg van de liefde en het geloof
U moet de weg van de liefde en het geloof gaan als u tot
Mij wilt komen en de eeuwige zaligheid bereiken. U moet alleen maar geloven
dat u geschapen werd door een Macht, die u liefheeft en die u daarom in
een staat van volmaaktheid wil zien. Want alleen wat volmaakt is kan met
die Macht verbonden zijn en zalig wezen - en ze wil ook weten dat u zalig
bent omdat ze u liefheeft.
U moet in Mij geloven, die u vanuit mijn liefde geschapen heb. Reeds het
aanvaarden van wat u nog niet geloven kunt zal u ertoe aanzetten uzelf
aan deze Macht te onderwerpen, en met steeds meer overtuiging zult u dan
leren geloven, omdat deze erkenning reeds een uiting van uw oerwezen is,
daar u volmaakt van Mij bent uitgegaan - en ook zolang volmaakt bleef,
als u Mij erkende als uw God en Schepper van eeuwigheid.
Doch u gaf uw volmaaktheid vrijwillig op toen u zich van Mij afkeerde,
en zich wendde tot hem die wel deel had aan uw schepping door zijn wil,
maar toch eerst de kracht om te scheppen van Mij ontving. U erkende een
ander - en verloochende daardoor Mij. En pas als u Mij in vrije wil weer
zult herkennen en erkennen als uw God en Vader van eeuwigheid, pas dan
bent u weer de staat van volmaaktheid binnengegaan die u een vertoeven
in mijn nabijheid mogelijk maakt.
Dus verlang Ik vooreerst het geloof in Mij. Maar u kunt alleen het ware
geloof verkrijgen als in u een licht ontstoken wordt, dat u helder inzicht
geeft. Wat u geloven moet, daar moet u ook met overtuiging als waarheid
voor kunnen instaan, en het moet op de eerste plaats duidelijk door u
worden ingezien. Er moet iets wat tot dusver voor u verborgen was door
een licht helder verlicht worden, en dat licht is de liefdesvonk die in
u ontstoken moet worden en die ook gemakkelijk ontstoken kan worden, als
u zich tot Mij wendt zodat de straal van mijn liefde in uw hart kan vallen
en ontbranden, dat wil zeggen: dat u nu reeds alleen maar doet waartoe een stem
in u u aanspoort, dat u datgene doet wat u zelf wilt dat het geschiedt.
Ieder van u, mensen kan zich verplaatsen in de toestand van zijn medemens
die zich in nood bevindt en hij zal weten wat hem dan begerenswaardig
toeschijnt. Dus moet hij zelf ook zo handelen tegenover de naaste. Dit
gevoel zal in ieder mens aanwezig zijn, dat hij het zelf als een weldaad
ondervindt, als hij geholpen wordt - dus weet hij ook uit zichzelf, dat
hij net zo moet handelen. En wie toegeeft aan deze innerlijke aandrang
die opent zijn hart en kan door de straal van mijn liefde getroffen worden.
En dan kan er een licht in hem gaan stralen dat hem het helderste inzicht
geeft.
Dan wordt zijn geloof levend door de liefde, terwijl het voordien slechts
een zuiver verstandelijk geloof zijn kan, dat wel mijn bestaan als God
en Schepper aanvaard, maar dat hem toch niet de weg wijst naar Mij, zijn
Vader van eeuwigheid. Dit inzicht bewerkt alleen de liefde in het mensenhart
en daarom zeg Ik, dat u de weg van het geloof en de liefde moet gaan dat
het geloof zonder liefde nog geen waar geloof genoemd kan worden, dat
de liefde het geloof pas levend laat worden en dat er zonder liefde ook
geen inzicht mogelijk is, omdat het verstand alleen nooit de samenhang
zou kunnen doorgronden, die de liefde in het hart van een mens echter
gemakkelijk begrijpt
Een geloof zonder liefde kan ook heel gemakkelijk weer worden opgegeven,
terwijl een door de liefde levend geworden geloof voor eeuwig niet meer
wordt prijsgegeven. Want het weten is dan tot overtuiging geworden, waarvoor
van de mens vooreerst alleen een geloof verlangd wordt, opdat de mens
zichzelf en zijn gevoelens ordent met het oog op die Macht, die hem geschapen
heeft. En naargelang de sterkte van zijn verlangen zelf met de Schepper
in verbinding te treden, zal dan ook de aanstraling door mijn liefde kunnen
plaatshebben. Doch in volle vrijheid van wil moet de mens tot Mij komen,
in volle vrijheid van wil moet hij de weg van liefde en geloof gaan, die
dan ook onherroepelijk naar Mij en de eeuwige zaligheid voeren zal.
Amen |