Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.5914
26 maart 1954

Hulp van lichtwezens alleen vanuit de wil van God - Het aanroepen van "heiligen"

U staat rechtstreeks in verbinding met het rijk waaraan u zich toevertrouwt in mijn naam. Uw wil met Mij in contact te komen geeft alle wezens van het licht het recht zich als uw beschermer bij u aan te sluiten, omdat dezen altijd alleen mijn wil uitvoeren en omdat ze weten dat het mijn wil is u zowel geestelijk als aards te helpen. Mijn wil nu uit te voeren is hun gelukzaligheid, want de liefde tot Mij en tot alle wezens die nog onvolmaakt zijn, zet hen onophoudelijk aan tot werkzaamheid. Maar ze zullen nooit uit eigen wil iets doen, omdat ze geheel mijn wil zijn binnengegaan en zij ook de wetten van de eeuwige ordening kennen, zodat een ingrijpen tegen mijn wil in, alleen maar een schadelijke uitwerking op deze wezens zou moeten hebben. Alles wat zich in het licht bevindt, wat volmaakt is, draagt mijn goddelijke wil in zich en kan daarom nooit eigenmachtig tegen mijn wil in werkzaam zijn. Daarom moeten vooreerst de wezens, dus ook de mensen op de aarde trachten bereid te willen zijn zich naar mijn wil te voegen, voordat de wezens van de lichtwereld hen op een of andere manier kunnen bijstaan en daarom moeten de mensen op de eerste plaats verbinding met Mij zoeken, om dan echter ook de hulp van de geestelijke wereld, van de lichtwezens, die door Mij met kracht en licht worden gevoed, te kunnen ervaren, want wat Ik eenmaal heb aangenomen, dat omgeeft ook ieder lichtwezen met zijn liefde en bevordert diens voltooiing. Wie zich daarom met Mij verbonden weet door zijn gebed en door werken van liefde, weet zich ook beschermd door die wezens en hij kan zich ook aan hen toevertrouwen, hij kan willen dat hij alleen door bewoners van het lichtrijk is omgeven en dat dezen de toegang van onreine geesten verhinderen. Hij kan zich door zijn wil bewust in die lichtsferen verplaatsen, want altijd zal Ik van hem de oorsprong van elke gedachte zijn en ook het doel. Want hij vraagt dan de wezens van het licht alleen om hulp op de weg naar Mij.

En deze hulp wordt hem al te gaarne verleend. Maar volledig miskend wordt de hulpverlening van die wezens, wanneer ze worden aangeroepen als voorsprekers bij Mij, wanneer de mensen zelf geen contact zoeken met Mij zelf, wanneer ze geloven mijn genegenheid te winnen door voorspraak, wanneer ze de betrekking van kind tot Vader niet tot stand brengen, maar van die wezens hulp verwachten, waarvoor ze Mij zelf niet vragen.

Zolang mijn wil om te helpen niet door de lichtwezens te onderkennen is, dat die u geldt, zolang is ook deze wil niet in henzelf en al het roepen om hulp is tevergeefs, want tegen mijn wil in verwezenlijken deze dienaren van Mij niets.

En mijn wil zult u eerst moeten trachten te winnen, dus Mij zelf zult u niet mogen negeren, pas dan komen mijn lichtboden in werking zodra ze in zichzelf inzien dat het door Mij is gewild.

Een mens die in alle ernst op Mij aanstuurt is ook voortdurend met de lichtwereld verbonden en hij zal zich in de geestelijke sfeer net zo ongedwongen bewegen als onder zijn medemensen.

Hij zal steeds met de wezens van het licht in contact staan, in mijn opdracht zal hij door hen omringd zijn en dus zullen ze ook in mijn opdracht op hem inwerken, omdat ze alles wat ze doen, voelen als door Mij opgedragen. Een lichtwezen kan niets anders uitvoeren zoals het mijn wil is, daar het anders geen wezen van het licht zou zijn, want de volheid van licht is pas eerst het gevolg van zijn totale overgave aan Mij en van het ingaan in mijn ordening van eeuwigheid, om welke reden er ook volledige overeenstemming heerst tussen Mij en die wezens - maar wat niet tot de gevolgtrekking mag leiden dat steeds dat lichtwezens zijn die mensen zich als zodanig voorstellen. Daarom is het aanroepen om hulp van bepaalde wezens met een zeker gevaar verbonden - dat er ook wezens worden geroepen die niet als lichtwezen vertoeven in het rijk van het licht. Want u, mensen zult niet kunnen oordelen, u zult de beoordeling van de graad van rijpheid aan Mij moeten overlaten.

En zo zult u nu ook een duidelijk antwoord hebben op de vraag of het aanroepen van "heiligen" zinvol is en in mijn wil. Geeft u vol vertrouwen over aan de wezens van het licht als u zich innig met Mij verbonden heeft en geloof dat ze in mijn wil nu om u bezorgd zijn en u helpen.

Maar roep niet diegenen aan die het menselijk oordeel als "heiligen" bestempelde en wier graad van rijpheid door u, mensen niet kan worden onderzocht, omdat Ik alleen weet wie de graad van volmaaktheid heeft bereikt, dat hij nu door Mij met licht en kracht kan worden doorstraald en nu in mijn rijk werkzaam is naar mijn wil.

Begeer het licht en het zal dichter bij u komen en u vervullen met zijn kracht.

Amen