Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.5877
15 februari 1954

De korte fase van het aardse leven beslist het lot in het hiernamaals

Uw aardse bestaan als mens is een van de oneindig vele fasen van uw opwaartse ontwikkeling. Want ook als u op aarde uitgerijpt bent om nu in het lichtrijk in te kunnen gaan gaat uw ontwikkeling toch nog steeds verder, omdat de ziel die tot inzicht is gekomen nooit zal ophouden haar weg omhoog verder te gaan. Zij zal altijd naar God streven omdat zij altijd tracht dichter bij Hem te komen, om in volkomen vereniging met Hem onuitsprekelijk zalig te zijn.

De tijd als mens op aarde is daarom net een kort ogenblik, vergeleken met de eeuwigheid en gemeten aan de eindeloos lange ontwikkelingsgang tevoren door de materiële schepping. En toch is dit korte ogenblik beslissend voor het lot van de ziel en is beslissend voor de verdere ontwikkelingsgang in het geestelijke rijk. Want het maakt verschil of de ziel reeds op aarde een hoge graad van rijpheid heeft bereikt, of pas in het hiernamaals tot inzicht komt. Wel gaat ook de laatstgenoemde opwaarts, maar met uiterst moeizame arbeid moet zij zich verwerven wat haar op aarde rijkelijk ter beschikking stond, en haar het bereiken van de lichtgraad mogelijk gemaakt zou hebben.

Op de aarde de wilsbeproeving te doorstaan, betekent een toestand van licht en kracht in overvloed reeds bij het ingaan in de eeuwigheid. Het betekent: steeds vermeerdering van licht en kracht, omdat de ziel van het uur af dat zij de aarde verlaat als een ontvanger van kracht ook een tussenpersoon is die kracht geeft - en steeds meer en meer ontvangt, hoe meer zij ervan uitstraalt.

Zij gaat nu ook uitermate snel omhoog, want zij sluit zich aan bij geesten met gelijke rijpheid en werkt nu naar goddelijke wil en in goddelijke opdracht. Zij betrekt alle krachten vanuit God en benut ze voor God, terwijl de zielen die op de aarde in hun wilsbeproeving faalden ook wel in het hiernamaals tot inzicht kunnen komen, maar pas met behulp van andere wezens. Zij moeten zich nu zo omvormen dat het ook in hen licht wordt en zij de lichtstralingen kunnen opnemen - en nu deze gebruiken naar de wil van God.

Ook deze zielen moeten in vrije wil de toevoer van licht en kracht verlangen, want pas dan zullen zij ontvangen. Dan pas begint ook hun opwaartse ontwikkeling met de werkzaamheid die zij weer verrichten ten behoeve van de zielen in duisternis. Het is in zekere zin een moeizame gang, een opstijgen waar tree voor tree beklommen moet worden met inspanning van alle kracht en gehele wil. Er blijft echter geen moeite onbeloond, want het helpt de ziel zeker verder. Maar omdat zij zelf nog zeer zwak 's en over weinig kracht beschikt, moet zij haar gehele wil inzetten en veel steuning ondervinden van de kant van de lichtwereld - of door menselijke voorspraak. Tot zij zelf in zover licht- en krachtontvanger is geworden, dat zij nu van haar kant kan uitdelen en nu ook steeds meer kracht ontvangt.

Het korte aardse leven is beslissend voor het lot in de eeuwigheid. Want het binnengaan in het geestelijke rijk kan al van een hoogste zaligheid zijn die nu nooit meer eindigt, als de tijd op de aarde goed besteed werd.

Maar die tijd kan ook onbenut blijven en de gevolgen daarvan moet de ziel dragen. Zij moet verder worstelen en strijden als zij niet ten onder wil gaan. Haar leven in het geestelijke rijk lijkt nog in veel opzichten op het worstelen op de aarde, maar is toch niet hopeloos als de ziel zelf de wil heeft licht en kracht te verwerven. Alleen haar wil is beslissend. Is die wil reeds in het aardse leven op God gericht dan zal de ziel vastberaden het doel nastreven nader tot Hem te komen, wat zij dan ook spoedig bereikt.

Maar zolang de wil nog van God is afgekeerd, betekent dit voor haar duisternis en zwakheid. In deze toestand gaat de ziel dan het hiernamaals in, terwijl in het vorige geval de ziel doorstraald is van licht, en niets haar meer aan het aardse bindt dan alleen de liefde tot hen die zij verlaten heeft en die zij nu haar hulp aanbiedt op iedere wijze. Maar de anderen hebben nog lange tijd hulp nodig ofschoon zij aan de aarde ontrukt zijn. Zij houden zich echter nog in de nabijheid van de aarde op tot ook zij zoveel licht en kracht kunnen ontvangen, om van hun kant nu werkzaam te zijn in het geestelijke rijk.

En elk werk bestaat nu daarin de wil van hen te beïnvloeden die hem nog verkeerd gericht hebben, om hen te bewaren voor hetzelfde noodlot, voor een moeilijke gang opwaarts in het geestelijke rijk, die het gevolg is van een verkeerd gerichte wil op aarde.

Amen