BD.5832
21 december 1953
De geboorte van Jezus - Licht - (Kerstmis)
U allen zult huiswaarts moeten keren naar de Vader. En u allen
zult voor eeuwig gelukzalig moeten zijn. En om dit doel te bereiken doe
Ik alles, omdat Ik u liefheb vanaf het allereerste begin en lief zal blijven
hebben tot in eeuwigheid. Nooit zal Ik toelaten dat mijn tegenstander
u voor eeuwig in bezit neemt, omdat u kinderen van mijn liefde bent en
de liefde nooit voor eeuwig afstand doet van dat wat haar aandeel is.
En zo zal het voor u ook begrijpelijk zijn waarom Ik zelf naar de aarde
afdaalde, te midden van de wereld van mijn tegenstander, naar mijn schepselen
die zich van Mij hadden afgescheiden.
Mijn tegenstander wilde Mij mijn aandeel betwisten. Hij wilde het voor
eeuwig van Mij gescheiden houden en hij had mijn schepselen in zijn macht.
Dus moest Ik ze uit deze macht verlossen, wilde Ik ze weer terughalen
naar Mij. Daarom daalde Ik af naar de aarde, want mijn liefde trok Mij
naar het ongelukkig gewordene toe en wilde het weer onuitsprekelijk geluk
bereiden. En mijn liefde vond een weg, waarover het gevallene terug kon
keren in het vaderhuis.
Ik zelf nam tegenover mijn tegenstander alle schuld op me en betaalde
aan hem de losprijs voor alle zielen in de diepte. Ik offerde Mij zelf.
Ik gaf mijn leven aan het kruis. En dus maakte Ik me kenbaar in een mens,
omdat de offerdaad te midden van de mensen moest worden gebracht en omdat
voor de mensen alleen dat betekenis kon hebben, wat zichtbaar gebeurde.
Omdat de mensen zelf de schuld zouden moeten hebben betaald en omdat een
dergelijke genoegdoening - door mensen verricht - eindeloos veel lijden
en smart in het aardse leven zou hebben betekend, welke mijn liefde de
mensen wilde besparen.
Ik kwam naar de aarde. De Liefde betrok een menselijke vorm, in het kindje
Jezus nam mijn liefdegeest intrek met als doel een werk van erbarmen van
unieke aard. Want wat de mens Jezus op zich nam en ten uitvoer wilde brengen,
was zo geweldig, dat het alleen maar mogelijk was door mijn liefdekracht,
die de mens Jezus in overvloed verwierf, om voor Zijn medemensen te kunnen
lijden en sterven. Hij volbracht het verlossingswerk met Mij. Of anders
gezegd: Ik zelf volbracht het in de mens Jezus, dus werd Ik mens. Jezus
werd God, omdat Hij de Liefde in alle volheid in zich droeg.
Er is geen groter mysterie dan de menswording van God in Jezus. En toch
is ook dit mysterie begrijpelijk voor de mens, die het begrip "liefde"
heeft begrepen, die in mijn oneindige liefde voor mijn schepselen de reden
zoekt, dat de eeuwige Liefde zich belichaamde in een mens, die in vrije
wil de eigen vergoddelijking heeft bereikt door de liefde.
Ik kon me alleen in zo'n mens zichtbaar maken. En Ik bewees de mensen
door een ongewone geboorte en de begeleidende verschijnselen, dat Ik zelf
de juiste uiterlijke vorm had gekozen; dat alleen een uiterlijke vorm
zonder zonde mijn verblijfplaats kon zijn, die zich echter nu zelf vrijwillig
zo moest vormen, dat hij een vat van goddelijke liefdekracht werd en bleef,
ook als vijandelijke krachten op hem in werkten en Mij uit hem trachtten
te verdrijven. De mens Jezus moest de vergoddelijking nastreven en bereiken
en als mens de zondeschuld teniet doen. Maar de liefde bestemde Hem tot
Zijn verlossingswerk, dat Hij nooit zonder liefde zou hebben kunnen volbrengen.
Tevoren lag er een diepe duisternis over de aarde. Want alle mensen waren
nog aan de vorst der duisternis overgeleverd, die geen licht naar hen
liet komen. Toen daalde het Licht van boven neer en bracht het licht in
de duisternis, opdat het nooit weer zou doven. En in het licht zal gaan
wie aan de goddelijke Verlosser denkt, wie zich door mijn liefde zal laten
verlossen, wie onder Zijn kruis gaat staan en wie de weg bewandelt die
Jezus is gegaan: de weg van liefde en leed.
Amen |