BD.5825
13 december 1953
Liefde tot de wereld
De wereld tol betalen wil zeggen, het hemelrijk verspelen,
omdat de mens beide tegelijk niet kan winnen. Wie de wereld aanhangt,
die spant zich er ook niet voor in het hemelrijk te verwerven, want voor
hem is er alleen de aardse wereld met haar bekoringen - en aan een rijk
daarbuiten gelooft hij niet. En toch moet de weg naar het hemelrijk door
deze aardse wereld heen gegaan worden, ze kan niet uitgeschakeld worden,
want de mens leeft in deze wereld, hij moet het laatste stadium van zijn
ontwikkeling op de aarde afleggen - te midden van het rijk dat aan de tegenstander
van God toebehoort. Maar hij kan dit rijk overwinnen. Hij kan door de
aardse wereld heengaan zonder zich buitengewoon door haar te laten imponeren,
zonder haar met zijn zinnen te begeren. Hij kan haar bewust ervaren en
toch boven haar staan. En dat is uw opgave - de wereld te overwinnen,
want ze is u tot dit doel ter beschikking gesteld dat uw ziel daarin kan
uitrijpen, dat zij zich in vrijheid van wil losmaakt van alles wat de
wereld toebehoort, omdat dit loslaten ook tegelijkertijd een losmaken
is van hem die heer van deze wereld is, en een toekeren naar het geestelijke
rijk en zijn Heer.
En zo is het vanzelfsprekend dat, wie zich tot slaaf van de wereld maakt,
nimmer het geestelijke rijk in bezit kan nemen, noch in het aardse leven
- noch na de dood van de mens. Het is begrijpelijk dat de heer van de
wereld hem gekluisterd houdt, omdat de mens zelf hem daartoe het recht
geeft, want het losmaken van de materiële wereld, het zich bevrijden
uit zijn macht moet de mens zelf volbrengen. Hij moet strijd voeren tegen
zichzelf, hij moet afstand kunnen doen om iets waardevols te winnen. Hij
moet in de korte tijd van zijn aards bestaan alle verzoekingen weerstaan,
om dan het geestelijke rijk met al zijn heerlijkheden in bezit te kunnen
nemen - dat hem duizendvoudig voor zijn afstand doen van het aardse schadeloos
stelt. Hij zal dit echter alleen doen als hij de waardeloosheid en onbestendigheid
van datgene inziet, wat hem op aarde begerenswaardig toeschijnt.
Alleen dit inzicht geeft hem kracht zijn wil juist te richten, en dit
inzicht kan hij verkrijgen als hij maar nadenkt over de materiële
wereld, want hij kan niet tot een verandering van wil gedwongen worden,
hij kan alleen maar door wederwaardigheden tot innerlijke beschouwingen
aangespoord worden, maar met welk resultaat - dat bepaalt hij zelf.
God kan hem alleen in zoverre helpen dat Hij hem de vergankelijkheid altijd
weer laat zien, dat Hij wat de mens op aarde lief is aan het verval prijsgeeft.
Dat Hij ingrijpt op een smartelijke wijze die op de mens indruk maakt.
Dat Hij dat van hem wegneemt waaraan zijn hart hangt, altijd alleen om
hem een aanwijzing te geven hoe waardeloos steeds het doel is van al zijn
streven. Maar diegenen die uit zulke wederwaardigheden lering trekken
kunnen zich gelukkig prijzen, want zij veranderen langzaam de richting
van hun wil en geven de wereld op, om eenmaal het geestelijke rijk in
bezit te nemen. Maar niemand moet geloven compromissen te kunnen sluiten,
niemand moet geloven de wereld ongestraft te kunnen aanhangen. Elk streven
heeft na de dood zijn uitwerking en gold dit alleen de wereld, dan brengt
het hem ook de geestelijke dood, dan heeft hij ter wille van aards gewin
het geestelijke rijk opgeofferd en de wereld heeft hem de dood gebracht.
Dan heeft hij zich opnieuw aan de macht van hem overgegeven die zich in
de diepte bevindt, en de weg naar boven duurt weer een eindeloos lange
tijd.
Amen |