BD.5779
30 september 1953
Geloofsstrijd
De geloofsstrijd staat nog voor u, en voor deze strijd wil
Ik u gewapend zien. Vooreerst is er daarom mijn grote zorg uw geloof te
sterken en u kennis te verschaffen die u opheldering zal geven over dat
wat voor u ligt en wat nog komen zal voor het einde.
Maar u moet in dit einde geloven om dan ook alles te kunnen verstaan,
en om ook de geloofsstrijd te kunnen begrijpen die van grote betekenis
is voor ieder mens. Het zal niet alleen een strijd zijn die na enige tijd
zal eindigen met een overwinning van de een of andere strijdende macht.
Het zal een strijd zijn die de aanhangers van satan voeren tegen God.
Een strijd, waar het niet gaat om aardse bezittingen maar om geestelijke
rijkdom. Een strijd waarin de zielen beslissen moeten op welke lijn zij
zich willen stellen. Want ofschoon ook de mensen schade zal toegebracht
worden, zal toch alleen maar de ziel overwinnen of bezwijken. En daarom
strekt de afloop van deze strijd zich uit tot in de eeuwigheid.
Daarom doe Ik voordien alles om de mensen op deze strijd voor te bereiden,
om ze te sterken en om ze moed om te belijden in te boezemen. Ik probeer het
leger van mijn "strijders" te vergroten. Niet omdat Ik
overwinnen wil maar opdat zij ook zelf de vruchten oogsten van een overwinning.
Want Ik wil niet dat zij ten onder gaan en opnieuw gekluisterd worden
door mijn tegenstander, en dan gevangen blijven weer voor een eindeloos
lange tijd.
U mensen bekommert zich thans weinig om het geloof. U bent onverschillig
voor wat belangrijk is, namelijk het geestelijke streven. U moet eerst door
elkaar geschud worden om in ernst een standpunt in te nemen ten aanzien
van het geloof. En dat zal gebeuren zodra de geloofsstrijd ontbrandt,
want dan wordt van iedereen geëist Mij te belijden voor de wereld,
of Mij te verloochenen en op te geven. En u zult pas dan een standpunt
innemen als u gewetensvol bent, of Mij zonder bedenken opgeven ter wille
van aardse voordelen.
En omdat het einde ophanden is, daarom is deze beslissing noodzakelijk.
Niet voor Mij, daar Ik uw wil weet. Maar uzelf moet nog eenmaal aangespoord
worden tot nadenken, omdat u het uit uzelf niet doet als u niet gedwongen
wordt door wereldse macht.
Er zijn er wel enige die er voor die tijd al over nadenken, en die daarom
ook mijn zichtbare hulp ervaren, zodat Ik hun: het herkennen makkelijk
maak. Toch zijn het er slechts weinige zodat Ik hun aantal zou willen
vermeerderen, omdat Ik hen wil laten wijzen op het einde.
(l oktober) Maar deze weinigen zullen nauwelijks geloof vinden, want zij
die geen geestelijk streven hebben, houden ook een einde van deze aarde
niet voor mogelijk. Maar de verschijningen van de eindtijd zullen hun
invloed niet missen bij hen die nog niet besloten hebben. Die nadenkend
worden en tot het geloof kunnen terugkeren, als zij goed onderricht worden
in deze tijd.
Een goed en waarheidsgetrouw onderricht kan daar nog een groot succes
boeken, waar een afval van het geloof op verkeerde geloofsleren terug
te leiden is. Waar de mensen niet onwillig zijn te geloven, maar aan valse
leren aanstoot genomen hebben. Dezen kunnen weer gewonnen worden voor
Mij en mijn rijk, en ter wille van deze weinige zullen nog veel tekenen
gebeuren die het naderende einde verkondigen en ook op hen niet zonder
uitwerking blijven.
De geloofsbeslissing zal alleen dan juist genomen worden als een sterk
geloof aanwezig is, dat alles aanvaardt wat nadelig is voor het lichaam.
Want de mens die het ware inzicht heeft, weet waar het om gaat. Hij geeft
met een licht hart op wat men van hem neemt, om het leven van de ziel
niet in gevaar te brengen.
Het is de laatste proef van de wil op deze aarde. Het is deze beslissing
dat u Mij belijdt voor de wereld, die uw lot in de eeuwigheid bepaalt,
ongeacht de aardse uitwerking op uw beslissing. Alleen een sterk overtuigd
geloof zal deze laatste proef doorstaan, en alleen een sterk overtuigd
geloof houdt stand tot het einde.
Amen |