BD.5595
6 februari 1953
De wil bepaalt het schenken van genade - Genade
Niet mijn wil bepaalt uw geestelijke toestand, zowel op aarde
als ook in het hiernamaals, integendeel, alleen uw wil. Geen mens wordt
van mijn genade uitgesloten, geen mens kan zeggen van Mij nooit steun
te hebben ondervonden, maar zijn wil kiest of en in hoeverre hij gebruik
maakt van het schenken van mijn genaden. Mensen die geestelijk streven,
die inzicht hebben, zijn alleen maar op hun geestelijk niveau aangeland
omdat ze de schenking van genade door Mij benutten, het was alleen hun
wil die Mij geen weerstand bood en die bereid was mijn hand vast te pakken
als die zich in medelijdende liefde naar hen uitstrekte. En alle mensen
zouden hetzelfde kunnen doen. Mijn hand strekt zich uit naar alle mensen
op velerlei manieren, om ze op te trekken uit lage geestelijke toestand
naar omhoog. Maar Ik kan hen niet tegen hun wil in in een toestand verplaatsen,
welke het lot is van diegenen die Mij ter wille zijn. Ik kan en wil hen
niet in dwangposities verplaatsen, omdat een positieve ontwikkeling onder
dwang niet een "werkelijk rijp" worden van de ziel betekent,
omdat elke dwangtoestand tegen mijn wet van de eeuwige ordening ingaat.
Maar met genaden kan Ik de mensen onmetelijk bedenken. En alleen het aannemen
van mijn genaden brengt 't tot stand dat de geestelijke toestand van de
mens beter wordt. Nooit mag een mens geloven dat Ik mijn schepselen met
voorkeur bedenk, een ieder ontvangt zoveel en zo vaak hij begeert.
Maar wie nooit naar genade verlangt, wie de hem aangeboden genade afwijst,
blijft ook onbekwaam tot elk geestelijk streven, en elk geestelijk inzicht
is hem onthouden. En weer is ook alleen de wil van de mens doorslaggevend
of hij werken van liefde verricht. Ook dat is beslissend, omdat de liefde
hem al genade bezorgt in de ruimste mate, want een liefdevol mens ben
Ik al zo nabij, dat de wil die af wil wijzen, niet meer aanwezig is en
dan benut hij alle genaden, dat wil zeggen: elk hulpmiddel dat Ik hem doe toekomen,
ervaart hij als weldadig en hij verzet zich er niet meer tegen. Het is
de wil die de mens tot liefde aanzet of hem het werkzaam zijn in liefde
belet, en zo ook bepaalt de wil de toevoer van genade omdat elke weerstand
moet worden opgegeven om door de stroom van genade geraakt te worden.
Ieder mens kan rijp worden wanneer hij wil, omdat hij steeds kracht krijgt
toegestuurd, als hij bereid is deze kracht goed te gebruiken. En wat de
een makkelijk afgaat, kan voor de ander sterke zelfoverwinning kosten,
maar steeds alleen daarom, omdat zijn weerstand nog groot is en dit alles
de wil van de mens bepaalt. Maar Ik zou nooit van de mensen in het leven
op aarde een omvorming van hun wezen vragen, wanneer dit onmogelijk zou
zijn en Ik verlang ook niet zoiets zwaars dat het moeilijk te vervullen
zou zijn. Ik verlang alleen het opgeven van de weerstand, waarvoor de
wil dus bepalend is. Maar is eenmaal de weerstand opgegeven, dan is al
het andere heel makkelijk, omdat nu mijn genade onophoudelijk stroomt
en alles mogelijk maakt wat tevoren onmogelijk was. Want alles is genade
wat mijn medelijdende liefde aanwendt om u te helpen. Elke dag die u nog
op aarde bent, is genade, genade is elk wijzen hoe u uw levenskracht juist
zult kunnen benutten, genade is elke hulpverlening die u door mijn woord
wordt geboden, omdat mijn woord u het op de hoogte zijn van mijn wil en
van uw levenstaak overbrengt, en u door dit weten een juiste levenswandel
zult kunnen leiden en dus tot zielenrijpheid komen. Mijn liefde doet u
zonder mate genade toekomen, maar ze dwingt uw wil niet en daarom zult
u wel gelukzalig kunnen worden, maar ook eindeloos lang nog in een ongelukkige
toestand blijven, tot u toch eens uw wil verandert, tot u de weerstand
opgeeft en naar Mij en mijn liefde zult verlangen.
Amen |