Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.5490
18 september 1952

De opdracht van de mens op aarde - Het kindschap Gods

U, mensen is een opdracht gegeven op aarde, maar u denkt hier echter niet aan en u geeft u er ook geen rekenschap van, of u het aardse leven ook juist gebruikt, dat wil zeggen: leeft in de wil van God. De termijn die u gegeven is, is echter maar van korte duur en wanneer u het aardse leven hebt beëindigd, bestaat er voor u niet meer zo'n mogelijkheid waar u de u opgelegde taak kunt vervullen. Onder grote inspanningen kunt u weliswaar in het rijk hierna nog opklimmen, maar nooit meer datgene bereiken wat u op aarde makkelijk zou hebben kunnen bereiken het kindschap Gods, dat u tot de meest gelukzalige wezens maakt in het geestelijke rijk.

Op aarde zou u een overgrote rijkdom aan licht kunnen ontvangen en na de dood als lichtwezen het geestelijke rijk binnengaan, want God biedt u zo'n hoeveelheid genade aan, dat u iedere zwakheid kunt kwijtraken en vol van kracht kunt werken wanneer dit uw wil zou zijn. Het bereiken van deze graad van licht is voor geen mens onmogelijk en dat het niet zwaar hoeft te zijn is het genadegeschenk van Jezus Christus, die dit aan het kruis verworven heeft voor de mensen.

Ieder mens kan nu van Hem de kracht vragen en ieder mens die Jezus Christus aanroept om hulp, zal onherroepelijk het doel bereiken. Wie van u, mensen schenkt echter Gods boden gehoor als u daar opheldering over wordt verschaft? Wie van u, mensen streeft er bewust naar het kindschap Gods op deze aarde te bereiken? Er is alleen maar voor nodig dat u uzelf vormt tot liefde, waartoe u, mensen ook de kracht verschaft wordt, wanneer u het ernstig wilt en Jezus Christus om Zijn bijstand vraagt.

Slechts weinig wordt er van u, mensen gevraagd, maar onmetelijk veel wordt u geboden en toch streven maar weinig mensen naar deze graad, die u een leven in de hoogste gelukzaligheid oplevert. U moet kinderen Gods worden, vol liefde verlangen naar de Vader, u moet u aan Hem in Zijn Oerwezen aanpassen, dat wil zeggen: evenzo tot liefde worden. Uw wezen is echter nog erg overheerst door de eigenliefde en deze denkt alleen aan het aardse leven, maar niet aan het leven na de dood. U vraagt u niet af, waarom u op aarde bent, u probeert er de bedoeling niet van te doorgronden , veeleer beschouwt u het leven als doel op zichzelf, terwijl het toch alleen maar middel tot het doel is. En daarom laat u de tijd op aarde onbenut voorbij gaan, u gebruikt uw levenskracht verkeerd, dat wil zeggen: alleen voor het bereiken van aardse goederen, die vergankelijk zijn. Aan uw leven na de dood, aan de onvergankelijkheid van de ziel denkt u echter niet en u zult het eens bitter moeten boeten als u inziet dat u voorgoed iets verloren hebt, wat u makkelijk kon verkrijgen.

Maar God let op uw wil, Hij overreedt of dwingt u niet, maar Hij waarschuwt en vermaant u ononderbroken, Hij stuurt boden op uw weg die u Zijn wil moeten verkondigen, Hij treedt u zelf tegemoet in de vorm van lijden en van noden en toont u de vergankelijkheid van het aardse. Hij laat geen middel onbeproefd om u tot inzicht te brengen, maar Hij laat u ook steeds de vrijheid om zelf te beslissen. En juist daarom zal u zich voor Hem moeten verantwoorden, want u zou uw doel kunnen bereiken, als u uw wil juist zou gebruiken.

Amen