BD.5389
11 mei 1952
Dwaalleer over de drie-eenheid
De goddelijke drie-eenheid is voor de mensen tot een volledig
vals begrip geworden en dat door de verkeerde voorstelling van een Godheid
in drie personen. Zo'n uitleg is voor ieder denkend mens onaannemelijk,
dus wordt hij of zonder na te denken aangenomen of afgewezen, terwijl
een juiste uitleg door ieder mens kan worden aangenomen, omdat hij het
Wezen van de eeuwige Godheid aanschouwelijk maakt en er aanzienlijk toe
bijdraagt het geloof in God weer tot leven te brengen. Het Gods begrip
is voor de mensen als zo onduidelijk geworden, dat ze bijna niet in staat
zijn te geloven, en als hun de Godheid ook nog als drie personen begrijpelijk
moet worden gemaakt, raakt het begrip steeds meer verward en wordt het
geloof wankel, en met recht, want om aan een driepersoonlijke God te kunnen
geloven, moet het verstand volledig worden uitgeschakeld. Maar God heeft
de mens het verstand gegeven om datgene te beoordelen wat hij geloven
moet. Het verstand kan echter met goddelijke ondersteuning, dat wil zeggen: door
de geest Gods, heel goed een Godheid erkennen, wanneer hem de leer daarover
volgens de waarheid wordt voorgehouden. Dan zal ook het denken van het
scherpste verstand zich niet verweren om er mee in te stemmen.
Maar deze waarheid openbaart een Wezen Gods op de manier, dat het liefde,
wijsheid en kracht in zich verenigt, dat het ene niet zonder het andere
is voor te stellen - dat de liefde het oerbegrip is uit welke de wijsheid
voortkomt en beide samen een uitwerking hebben door de kracht van de wil.
De liefde is het scheppende principe uit welke alles voortkomt, ze is
de kracht die alles doet ontstaan, maar die niet zonder een bepaald plan
of willekeurig schept, integendeel werkzaam is met de wijsheid Gods. Wat
Gods wijsheid als goed en juist inziet, voert Zijn wil uit als de liefde
Hem daartoe aanzet. Het is het begrip van een hoogst volkomen Wezen. Want
liefde, wijsheid en almacht zijn het bewijs van een volmaakt Wezen, dat
niet meer kan worden overtroffen. Liefde, Wijsheid en Almacht zijn bewijzen
van goddelijkheid, ze geven de mensen een begrip van het wezenlijk Zijn
van de eeuwige Godheid, maar nooit zijn het drie verschillende goddelijke
personen die in êen wezen verenigd zijn.
De verkeerde leer van de drie-eenheid Gods heeft er veel toe bijgedragen
dat de mensen ongelovig werden, omdat zo'n voorstelling instinctief afwijzing
tevoorschijn moet roepen en daardoor de genade van het gebed niet werd
gebruikt, die de ernstig (naar waarheid) verlangende mens opheldering
zou hebben kunnen geven, want het doel van het aanroepen was voor hen
twijfelachtig, het was voor de mensen een vreemd idee tot drie personen
te moeten roepen die hun als één God geloofwaardig moesten
zijn. Er is grote verwarring aangericht, het was een duidelijke invloed
van de satan, die steeds de waarheid tracht te ondergraven, het Wezen
van God te versluieren en God zelf voor hen tot een vreemde te maken.
Dat deze dwaalleer ook werd aangenomen, getuigt van de verduisterde geestelijke
staat van diegenen die, daar ze helemaal zonder licht waren, ook geen
vermogen bezaten om te oordelen en daarom goede werktuigen waren in de
handen van de satan, de leer te verbreiden en daardoor het geloof op een
manier in gevaar te brengen zoals een dwaalleer het zelden heeft gedaan.
Want om te kunnen geloven in één God als hoogst volmaakt
Wezen, moet dit Wezen zich ook aan de mensen zo bekend maken, dat ze Zijn
volmaaktheid kunnen inzien, ook moet het verstand van een mens die de
waarheid zoekt klaar kunnen komen met begrippen, daar er anders geen rekenschap
van hem geëist zou kunnen worden.
God neemt geen genoegen met een blind geloof. Hij vraagt nadenken en een
standpunt innemen tegenover elke leer, omdat pas dan het geloof levend
kan worden wanneer het tot een innerlijke overtuiging is geworden. Maar
waar deze mogelijkheid van het begin af aan is uitgesloten, waar een verkeerde
leer de mensen wordt voorgehouden deze onvoorwaardelijk aan te nemen,
daar kan ook slechts een blind geloof worden verlangd en bereikt, dat
voor God geen waarde heeft, dat veelmeer ongemeen schadelijk is voor de
ziel, in het bijzonder dan, als het beeld van God wordt vertekend en daardoor
de liefde voor Hem niet wordt ontstoken, die absoluut noodzakelijk is
om zalig te worden.
Amen |