BD.5200
31 augustus 1951
Aanmaning om het vergankelijke los te laten - Geestelijk bezit
U allen geef Ik een woord van mijn liefde en genade: maak
de boeien los die u nog met de aarde verbinden, dat wil zeggen: geef uw ziel de
vrijheid zich in het geestelijke rijk te verheffen en laat de aarde achter,
doordat u uw gedachten hiervan afwendt, dan trekt de geest in u de ziel
in zijn domein en u wint daardoor duizendmaal meer dan u zich ooit op
aarde zal kunnen verwerven. Voor u lijkt de aarde met haar materiële
goederen nog als iets werkelijks en toch is alles vergankelijk en op dit
vergankelijke richt u uw aandacht.
Ik waarschuw u daarvoor uit louter liefde en genade en Ik spoor u aan
alleen aan het werkelijke te denken, het de ziel mogelijk te maken het
geestelijke rijk binnen te vliegen, wat kan gebeuren zo gauw u uw gedachten
van de wereld afwendt. Hebt u eenmaal geestelijk bezit verkregen, dan
lokken de aardse goederen u steeds minder aan en het wordt voor u steeds
makkelijker ten hogen op te vliegen, maar het eerste loslaten van de wereld
zult u zelf uit eigen wil moeten volbrengen, u zult geweld moeten gebruiken
dat alleen wilskracht vereist, u voor korte tijd van de wereld terug te
trekken en in de stilte te gaan, dat wil zeggen: in uzelf scherp te luisteren en
de geest in u daardoor de mogelijkheid te geven zich te uiten.
De wil kan veel, omdat de geest dan helder inziet dat de ziel in de mens
zich naar hem toekeert, dat ze zich plaatst onder hem. Maar nooit zult
u, mensen de geest in u ertoe kunnen brengen zich te uiten zolang uw gedachten
naar de wereld zijn gekeerd, zolang u aan alles aandacht schenkt wat er
aards om u heen voorvalt, zolang u nog materieel bent ingesteld.
Daarom roep Ik u woorden van liefde en genade toe: Streef niet naar datgene
wat vergankelijk is, maar tracht onvergankelijke goederen voor uzelf te
verkrijgen, die alleen de geest in u kan uitdelen, omdat hij een deel
van Mij is, van zijn Vadergeest van eeuwigheid, omdat Ik het zelf ben die zich uit door de geest in u, en Ik zelf u waarlijk alleen dat geef
wat eeuwig blijft, wat niet onderworpen is aan de wet van de vergankelijkheid
en wat door u alleen als rijkdom kan worden gehouden omdat het onvergankelijke
schatten zijn, die nooit meer van u kunnen worden afgenomen.
Dit geestelijke bezit zal u steeds gelukkiger maken en voor u tot werkelijkheid
worden, zodat u de aarde met haar goederen de rug toekeert, zodat u graag
opgeeft wat deel uitmaakt van de wereld, om daar het heerlijkste voor
in te ruilen: de goederen die van Mij afkomstig zijn en u voortdurend
worden aangeboden, opdat u ervan geniet en naar uw ziel rijp wordt, en
met deze goederen werkt, zolang u nog op aarde bent, opdat u uw geestelijke
rijkdom vergroot, opdat u uw medemensen gelukkig stemt en tracht hen van
de wereld afkerig te maken.
Werk onophoudelijk met de geestelijke schatten en ze zullen zich vermeerderen,
ofschoon u er voortdurend van weggeeft. En rijk gezegend zult u binnengaan
in het geestelijke rijk, waar u dan pas uw schatten in volle omvang zult
kunnen overzien, waar u tot uw eigen vreugde zult kunnen werken en al
degenen de hoogste gelukzaligheid zult kunnen bereiden die u met uw geestelijke
schatten gelukkig maakt, omdat de liefde u daartoe drijft - de liefde
voor Mij en voor het geestelijke dat nog lijdt, dat uw hulp nodig heeft
om zalig te worden.
Amen |