Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.5182
1 augustus 1951

Het woord van God - Mediamieke ontvangsten - Vermomming

Wie Mij dienen wil wordt door Mij ook aangenomen en zijn arbeid in mijn wijngaard wordt hem door Mij toegewezen, want Ik alleen weet tot welk werk voor mijn rijk een ieder geschikt is. Bewust of onbewust kunnen de mijnen Mij dienen, dat wil zeggen: zij kunnen het weten dat Ik hen voor een ambt heb uitgekozen. Zij kunnen echter ook door hun hart gedreven iets doen wat door Mij evenzo als arbeid in mijn wijngaard wordt aangezien, ofschoon zij toch niet weten dat zij getrouwe medewerkers zijn voor Mij bij het verlossingswerk in de laatste tijd voor het einde.

Dit ene echter moet bij allen aanwezig zijn: Innige liefde tot Mij en de naaste, daar anders de arbeid voor Mij en mijn rijk niet verricht kan worden. En deze innige liefde - dus het vervullen van mijn geboden van de liefde - verschaft mijn knecht ook de kracht om zegenrijk werkzaam te zijn. Maar omdat het werken voor Mij ook een bepaalde kennis vereist die echter wederom alleen maar door onbaatzuchtige werken van liefde verworven kan worden krijgt hij deze, tegelijk met de kracht, toegezonden - als hij tenminste nu ook beide naar mijn wil gebruiken zal.

U begrijpt nu dat voor de arbeid in mijn wijngaard een bepaalde kennis van de eeuwige Waarheid voorwaarde is en dus hebt u ook het kenmerk voor mijn ware knechten op aarde, want bij hen zult u mensen u, steeds opheldering van alle vragen die Mij en mijn rijk, betreffen kunnen halen. Zij moeten een bepaalde kennis bezitten - wat hen tot ware vertegenwoordigers op aarde maakt. Maar hoe en op welke wijze zij deze kennis ontvangen hebben moet u steeds onderzoeken, want de oorsprong van deze kennis beslist ook over z'n waarde en z'n geloofwaardigheid.

Mijn ware vertegenwoordigers op aarde moeten steeds door Mij zelf onderwezen zijn omdat Ik alleen de waarheid geven kan - en als Oerbron van de waarheid deze ook overal heenzend waar Ik mensen nodig heb om mijn woord te verkondigen, indien van toepassing is dat er een trouwe knecht in mijn dienst kan treden.

Maar het is en blijft waarheid dat Ik tot die mensen spreek - die in hun binnenste naar mijn stem luisteren. Die vanuit het geloof en de liefde tot Mij, Mij aanroepen en om mijn geest vragen. En deze mensen leg Ik alles voor wat zij weer aan hun medemensen moeten doorgeven - opdat de waarheid verbreid wordt. Doch geloof en liefde moeten aanwezig zijn daar Ik anders niet tot een mens kan spreken. Want alleen een gelovig mens luistert naar zijn binnenste en alleen een liefhebbend hart kan mijn stem vernemen.

Ik breng dus met zo'n mens een innige verbinding tot stand door het woord, dat het uitvloeien van Mij zelf is en dus getuigenis van Mij aflegt. Dit woord wordt door mijzelf uitgesproken, dat wil zeggen: de geestelijke uitstraling van Mij zelf vormt zich tot door u begrijpelijke gedachten of weerklinkt als een hoorbaar woord in uw hart. Maar ook op de indirecte manier door tussenkomst kan Ik mijn woord tot u laten komen, als Ik de zalige wezens in het geestelijke rijk gelukkig wil maken - wanneer ze tussenpersoon mogen zijn tussen Mij en u, want het toezenden van kracht uit Mij betekent ook voor hen een toenemende zaligheid.

In dit laatste geval ontvangt u dus mijn woord door mijn lichtboden, wat echter aan het woord op geen enkele wijze afbreuk doet daar dit niet veranderen kan zolang het uit het geestelijke rijk komt, dat wil zeggen: nog niet door menselijke wil een verandering ondergaat. Maar men moet er goed rekening mee houden dat Ik alleen over mijn woord spreek, over het sturen van de zuivere waarheid - die de mensen in kennis stelt van mijn wil en die hun het inzicht verschaft over hun verhouding tot Mij - en hun aardse opdracht. Maar niet alles wat u ontvangt uit het geestelijke rijk kan als mijn woord worden bestempeld, want mijn woord is de zuiverste waarheid en kan dus als mijn directe uitstraling alleen verder geleid worden door wezens die zelf in het licht staan.

Er zijn echter ook wezens die zich willen uiten ofschoon zij zelf geen inzicht hebben, of die slechts een geringe mate van kennis bezitten. Ook zij hebben de mogelijkheid zich aan de mensen op aarde verstaanbaar te maken, het zij door het overbrengen door middel van gedachten of, door een medium wiens wil en lichamelijke functie zij gebruiken om zich te uiten. Doch deze "mededelingen" moeten niet met mijn woord verwisseld worden, men mag ze niet voor mijn woord houden en ze zijn derhalve niet als werking van mijn geest in de mens te bestempelen. Want mijn geest kan alleen onder bepaalde voorwaarden werkzaam zijn. Die "mededelingen" uit de geestenwereld kunnen echter door alle mensen vernomen worden die zich er maar op instellen met het geestelijke rijk in verbinding te treden - om te luisteren naar de influisteringen van de wezens die zich manifesteren met een goede, of minder goede bedoeling.

Wel kunnen deze wezens ook waarheid overbrengen, maar er is geen garantie dat hun uitingen zuivere waarheid zijn omdat deze wezens zich op geheel verschillende niveaus van rijpheid bevinden - maar de mens zelf kan de graad van rijpheid niet beoordelen. Maar zulke uitingen kunnen nooit als goddelijke openbaringen gekenmerkt worden. Veel eerder kunnen ware goddelijke openbaringen daardoor in gevaar gebracht worden, als de mens geen zuiver oordeelsvermogen bezit om kennisgevingen uit het geestelijke rijk te kunnen onderscheiden en te scheiden.

Om mijn woord direct of door lichtboden te kunnen ontvangen is op de eerste plaats de wil, te horen vereist, want Ik laat mijn stem niet in het hart van een mens weerklinken zonder zijn bereidheid Mij te ontvangen, omdat dit pas het geloof aan mijn werkzaam zijn in de mens door mijn geest bewijst. Bovendien moet een levenswandel in liefde het hart tot een waardig opnamevat van mijn geest hebben gereedgemaakt. En ook moet de mens die mijn woord ontvangt daarmee ook voor Mij en mijn rijk arbeiden.

Mijn woord is het wezen van alle kennis en mijn wil, het is de overdracht van het inzicht, het is diepe wijsheid. Het is de in een vorm gegoten waarheid die de mens moet worden toegezonden, echter niet anders kan worden gezonden dan op de weg van openbaringen, die een mens ontvangt voor al de mensen die ze willen aannemen.

Mijn woord is dus in zekere zin een bewijs van mijn omgang met de mensen. En omdat door mijn woord de mensen de waarheid, het licht uit de hemel wordt aangeboden, is het begrijpelijk dat mijn tegenstander naar middelen en wegen zoekt om dat licht af te schermen, om de waarheid te vervalsen en daardoor mijn werkzaam zijn ineffectief te maken. Hij zal er niet voor terugschrikken zich op dezelfde wijze te uiten waar de menselijke wil hem dit veroorlooft. Maar dat is voor hem alleen daar mogelijk waar de wil van de mens hem dit voornemen gemakkelijk maakt. En dat kunnen vaak slechts onbeduidende aanleidingen zijn die hem zijn inwerken mogelijk maken. Bijvoorbeeld wanneer wereldse gedachten een mens bezig houden die dan steeds verleidingen zijn waardoor satan probeert binnen te dringen.

Mijn rijk is niet van deze wereld, wie dus met Mij spreken wil, wie mijn stem wil horen - moet zich geheel van de wereld los kunnen maken en zijn begeren mag alleen nog maar op geestelijke goederen gericht zijn. Is echter het denken van de mens nog werelds gezind, dan komt mijn tegenstander er steeds weer tussen - hij heeft dat recht, omdat de aardse wereld zijn rijk is. U zelf kunt hem echter te allen tijde weren door de wereld uit uw gedachten te verbannen.

Wie Mij wil horen moet met de wereld gebroken hebben, ofschoon hij nog midden in de wereld leeft. En zo kan Ik u die verlangt mijn woord te horen er alleen steeds weer voor waarschuwen uw blik naar de wereld te wenden. Want dan kunt u mijn woord niet in alle zuiverheid vernemen - maar dat dan de vorst van de wereld vaak tussen beide komt. Hij neemt iedere gelegenheid te baat de waarheid te ondermijnen, maar u geeft hem deze gelegenheid als uw gedachten naar het wereldse uitgaan. U zult hem dan ook moeilijk herkennen omdat hij zich evenzo van mijn woord bedient om u te misleiden, omdat hij zich camoufleert als een hemelse geest en schijnbaar liefdevol en wijs spreekt - maar toch stilaan verwarring sticht door twijfel in de mensenharten te strooien en zo de zuivere omgang tussen een mens en Mij probeert te beletten.

Daarom is ook niet ieder mens geschikt onderricht te geven, daar hier onvoorwaardelijke waarheid voor nodig is en daarom ook een volledig afwenden van de wereld, om de zuivere waarheid van Mij te kunnen ontvangen. En daarom moet u mensen ook leren onderscheid te maken tussen mijn woord - het zuivere evangelie, het heldere inzicht, dus een hoger weten dat met de waarheid overeenstemt - en tussen mededelingen uit het geestelijke rijk die ook wel goed en waar kunnen zijn, maar ook vermengd met "mededelingen" uit het rijk der duisternis, zodra de mens door zijn houding tegenover de wereld zelf de aanleiding daartoe geeft.

Mijn woord garandeert u de zuivere waarheid, u kunt het direct van Mij ontvangen. Maar mijn woord kan u ook door mijn wil door lichtboden worden overgebracht, het blijft dan toch mijn woord. Maar mediamieke ontvangers door wie de geestelijke wezens zich uiten - die als het ware spreekorganen van deze wezens zijn - moeten op hun hoede zijn niet door lagere krachten misbruikt te worden. Zij moeten zich niet door mooie woorden laten verblinden, want dat is het masker van hem die de vijand van de waarheid is. Want mooie woorden zijn het middel om toegang te krijgen tot ook die kringen die Mij wel in ernst zoeken, maar die toch de wereld niet geheel hebben opgegeven. Hun ontbreekt nog mijn voortdurende tegenwoordigheid en daarom zijn zij ook niet veilig voor de verleidingen van lagere krachten.

Doch mijn woord wordt u, mensen duidelijk en zuiver gegeven - daar Ik voor mijzelf de dienaren gekozen heb die Ik geschikt acht voor het ambt van ontvanger en verspreider van mijn woord, die Ik ook behoeden zal zolang hun wil alleen op Mij is gericht en zij Mij als werktuig willen dienen. Want nooit zult u, mensen zich kunnen beklagen dat de zuivere waarheid u onthouden wordt. Steeds zal Ik mijn woord naar de aarde sturen en er ook zorg voor dragen dat het verbreid wordt, omdat het zieleheil van de mensen er van afhangt dat ze in de waarheid onderwezen worden.

Amen