BD.5136
24 en 25 mei 1951
De macht van satan
Groot is de macht van hem, die u verderven wil, maar alleen
dan, als u zelf hem deze macht verleent, omdat als u hem weerstreeft en
u naar Mij wendt, ook mijn licht van liefde u ten deel valt, dat hem volledig
krachteloos maakt. Want tegen de liefde kan hij niet standhouden en de
liefde zal ook hem eenmaal overwinnen, als zijn tijd gekomen is.
Werkelijk met ononderbroken inspanning weet de satan dat, wat door zijn
wil is voortgekomen, maar wel vanuit mijn kracht, in zijn ban te trekken,
het voor eeuwig aan zich te onderwerpen. En daarom zal hij tot het uiterste
druk uitoefenen op datgene, wat hij vreest te verliezen, wat zich uit
vrije wil van hem losmaakt, wat naar Mij streeft om voor eeuwig met Mij
verenigd te zijn. Hij zal geen middel schuwen om op dit geestelijke in
te werken. Hij zal verwarring stichten waar hij maar kan. Hij zal altijd
daar zijn, waar de mijnen samenkomen. Hij zal proberen in hun gedachten
binnen te dringen om zijn wil op hen over te dragen, ofschoon hij inziet
dat hij de macht over dat geestelijke verloren heeft.
Nochtans staat hij als vijand tegenover Mij, want zijn eerzucht is zo
groot, dat hij nog zo verblind is te geloven, dat zijn macht niet te breken
is. In de liefde ziet hij wel een wapen dat hem verwondt en daarom ontvlucht
hij haar, waar ze hem de voet dwars zet. En hij wakkert de liefdeloosheid
aan waar hem maar de geringste mogelijkheid geboden wordt. Hij voelt dat
zijn macht kleiner wordt en wil zich toch niet laten overwinnen. Daarom
is zijn activiteit vaak onmiskenbaar, omdat zijn middelen altijd zodanig
zijn, dat er vijandschap ontstaat tussen de mensen die elkaar genegen
zijn; dat verwarring ontstaat waar duidelijkheid heerste. En de schuld
is bij de mensen zelf te zoeken, daar zij door kleine liefdeloosheden
satan een vinger geven en hij de hele hand probeert te pakken, dat wil
zeggen dat hij de mensen tot steeds grotere liefdeloosheid aanzet.
Hij heeft grote macht, maar alleen daar waar ze hem verleend wordt, omdat
u mensen niet dat wapen tegen hem aanwendt, dat hem machteloos laat worden,
omdat u de liefde te weinig beoefent; omdat de eigenliefde nog sterk is
in u, die hem echter een welkome mogelijkheid biedt. Dan herkent u hem
niet, als hij u de weg verspert. Dan zijn uw ogen slechtziende en u beziet
hem als vriend en schenkt hem uw vertrouwen. Hij is uw vriend niet, zolang
hij nog mijn tegenstander is. En hij is zolang mijn tegenstander, als
hij zonder enige liefde is. Hij is zolang te vrezen, als u zelf zonder
liefde bent, want dan behoort u hem toe en bent van Mij nog ver verwijderd.
Is echter de liefdesvonk in u ontvlamd, dan verbreekt u zelf de keten die
u gebonden houdt. Dan verandert u van heer, dan verbindt u zich met Mij
en dan heeft hij iedere macht over u verloren. Daarom hoeft u hem niet
te vrezen, u die van Mij geworden bent door uw wil, die naar Mij streeft
en hem afwijst. Dan kan hij u ook niet meer schaden, maar u kunt hem nog
helpen, doordat u gloeiende kolen op zijn hoofd stapelt, doordat uw liefde
zich ook tot alles uitstrekt wat u vijandig gezind is, doordat u het boze
met liefde beantwoordt, omdat hij dan moet inzien dat u zich vergoddelijkt
heeft. Dat u de meerdere bent van hem in het helderste licht en onmetelijke
kracht. Want als een wezen hem heeft overtroffen, bespeurt hij diens macht
en laat het ook in gedachten los, dat wil zeggen het wordt niet meer door
hem lastig gevallen, omdat het, als verenigd met Mij, voor hem onbereikbaar
is. De weg naar het hart van de Vader is voor alle mensen begaanbaar en
de keten, die hen gebonden houdt, is voor alle mensen te verbreken door
de liefde, die tegelijkertijd het middel is om los en vast te maken, die
u tot mijn kinderen maakt, die eeuwig de wederliefde van de Vader ondervinden
en daarom eeuwig gelukkig zijn.
Amen |