BD.5100
5 april 1951
De dwaling van het menselijke streven naar aardse goederen
Alles wat u op aarde uw eigendom noemt kan u worden afgenomen,
als het mijn wil is. U kunt u daartegen niet verzetten, maar u moet er
u naar voegen. Ik maak u er echter steeds opmerkzaam op dat u uw hart
niet aan aardse goederen hecht, omdat ze niet blijvend zijn.
U kunt u echter van een geestelijke rijkdom verzekeren die u niet afgenomen
kan worden, die u voortdurend kunt vergroten, in het bijzonder in de tijd
van grote nood die over u komt. Dan zult u kunnen uitdelen, en grote zegen
zullen zij ontvangen die zich de schatten uit het geestelijke rijk ten
geschenke laten geven. Want deze schatten bezorgen u het eeuwige leven.
Aardse goederen kunnen u niet voor de dood behoeden, wel echter de geestelijke
goederen voor de dood van de geest.
Al het aardse zal vergaan en u, mensen bent evenzo in gevaar het lichamelijke
leven te moeten prijsgeven. Dan zijn al uw bezittingen niets meer waard.
Blijft u echter in leven, dan zijn uw gedachten anders gericht, want dan
ziet u de waarheid van mijn woord in, dat u steeds op deze nood opmerkzaam
heeft gemaakt.
Ik weet wie van u getroffen wordt - door mijn wil. Wat Ik echter daarmee
beoog is echter niet tot uw schade, maar alleen tot voordeel voor uw ziel.
Ik weet waar de afzonderlijke mens nog kwetsbaar is, en moet hem daarom
zulke wonden toebrengen die zijn verlangen naar de materie te niet doen,
die hem genezen van de verpestende adem van deze wereld.
Wel zullen velen het voor een wreed en hard ingrijpen van het noodlot
houden, maar eenmaal zal het hun duidelijk voor ogen staan. En zij zullen
Mij dankbaar zijn voor mijn gewelddadig ingrijpen in hun leven, dat anders
zonder succes voor de ziel verlopen zou zijn. Ik zie hoe de mensheid steeds
meer in de materie wegzinkt, hoe ze enkel alleen nog maar streeft naar
en bezig is voor de vermeerdering ervan, onbekommerd hoe dichtbij het
einde is.
Het is een volledig nutteloze krachtverspilling, want al heel snel vergaat
voor uw ogen waar u, mensen zo gretig naar verlangt. Dag na dag laat u
voorbijgaan zonder voor uw ziel geestelijke goederen te verwerven. Dag
na dag wendt u de ogen naar de wereld en denkt niet aan het lot van uw
ziel na de dood, die voor u allen zo dichtbij is, aards en geestelijk
gezien.
Maar Ik kan u alleen altijd weer vermanen, dwingen echter kan Ik u niet
en u ook geen zichtbare bewijzen van de waarheid geven van datgene wat
Ik u bekend maak, opdat u uzelf niet uit vrees verandert om het onheil
te ontgaan. U moet vrij vanuit uzelf willen dat u zalig wordt. U moet
vrij vanuit uzelf verlangen met Mij, uw Schepper en Vader van eeuwigheid
verenigd te zijn, dan zult u ook vrijwillig mijn wil vervullen en de eigenliefde,
dat wil zeggen: de liefde voor de wereld, in onbaatzuchtige naastenliefde veranderen.
Dan zult u naar geestelijke goederen streven en het einde niet hoeven
te vrezen, evenals het verlies van aardse goederen, die de komende tijd
van nood met zich meebrengt.
Ik weet wel wat Ik ieder mens afzonderlijk wil laten behouden en overlaten,
maar u weet het niet en moet zich erop voorbereiden dat u alles wordt
afgenomen, en u toch nog een rijkdom overblijft die onvergankelijk is
en u nooit afgenomen kan worden.
Zorg alleen nog voor deze goederen en u zult altijd mijn goedheid en erbarmen, mijn vaderliefde die trouw voor u zorgt bij uzelf ervaren, die u steeds
geven zal wat u nodig hebt, die u, die Mij wilt toebehoren nooit in nood
laat. Dan hoeft u ook nooit het komende te vrezen, want u kunt niets meer
verliezen omdat u alles gewonnen hebt.
Amen |