BD.5018
12 december 1950
Het lot naar gelang van wil en weerstand
Er wordt u alleen het lot opgelegd dat u nodig hebt om uw
wil te veranderen, om de weerstand tegen Mij op te geven. Hoe sterk de
weerstand van uw ziel is, zie Ik alleen. En beantwoordend aan deze weerstand,
neemt uw leven op aarde een vorm aan. De verhouding van de mens tot Mij
kan zo verschillend zijn, wat door de medemens niet is te beoordelen.
Want Ik zie ook de meest geheime gedachten en opwellingen van een ziel
en daarom kan een mens kinderlijk nauw met Mij in verbinding staan. Dan
wordt hij in zekere zin geleid door mijn Vaderhand en waarlijk voorbij
elke afgrond en komt hij veilig bij het doel.
Maar anderen willen zich niet laten leiden. Ze denken alleen te kunnen
gaan en vertrouwen op hun eigen kracht. Dezen laat Ik soms strijden, opdat
ze om een Leider roepen en Ik dichter bij hen kan komen.
Weer anderen wijzen mijn leiding af en wantrouwen Mij. Ze geloven niet
in Mij en gaan alleen door het leven. En dus bieden ze Mij nog weerstand.
En dezen zijn het, die Ik hard moet aanpakken en die in het aardse bestaan
niets blijft bespaard, opdat ze zich veranderen eer het te laat is.
Ik probeer alleen de verandering van wil te bereiken. En deze verandering
kan vaak een gebeuren tot stand brengen, dat voorkomt als wreed en liefdeloos
van Mij, wanneer u nog niet weet dat u niet voor dit aardse bestaan geschapen
bent, maar dat de gehele eeuwigheid nog voor u ligt. En ter wille van
deze eeuwigheid gebruik Ik alle middelen, al naar gelang van de hardheid
van uw weerstand.
Maar wie zich aan Mij overgeeft, behoeft geen buitengewoon opvoedingsmiddel
meer. En bij hem strek Ik mijn handen uit onder zijn voeten en zijn weg
over de aarde zal gemakkelijker begaanbaar zijn, ofschoon om zijn graad
van rijpheid te verhogen ook hij nog beproevingen nodig heeft, die hem
naar Mij toe drijven, tot ook de laatste afstand tot Mij is overwonnen,
tot hij in gelukzalige vereniging met Mij zijn aardse bestaan kan beëindigen.
Amen |