BD.4979
3, 4 en 5 oktober 1950
Derde, vierde, vijfde en zesde gebod
"U zult de rustdag heiligen"
Dit is een gebod dat
u bewust moet laten worden, dat u Mij iets verschuldigd bent, dat uw aardse
leven u voor een bepaald doel gegeven werd, dat u er ernstig naar moet
streven verbinding met Mij te verkrijgen dat u de brug naar Mij betreden
moet, dat u de wereld achter u laat en u verplaatst in het geestelijke
rijk door beschouwingen, door innig gebed, door 'n stille samenspraak
met Mij - dat u dus in uw hart een ware rustdag houdt, dat u een rustpauze
inlast in het jagen en jachten voor de wereld, waarin u weliswaar leeft,
maar die u niet tot slaven mag maken.
Mij alleen zult u als uw Heer moeten zien en Mij zult u moeten dienen
en juist daarom vaak een uur van rust inlassen, een uur waarin uw gedachten
bij Mij vertoeven, ook wanneer u uw aardse plicht vervult en ononderbroken
bezig bent. Hoe meer u zich van de wereld los kan maken, hoe vaker u zich
in gedachten met Mij verbindt, des te meer overtuigd erkent u Mij als
uw God en Vader van eeuwigheid en met dit gebod vervult u dus het heiligen
van de rustdag en tevens ook het gebod van de liefde tot Mij. Maar uw liefde moet ook uw naaste gelden. Maar wie is uw naaste? Alle
mensen met wie u in aanraking komt - uw liefde moet allen toebehoren.
Toen Ik door Mozes de mensen de tien geboden gaf, was het nodig de mensen
speciaal te wijzen op hun fouten en ondeugden, want de liefde voor alle
mensen die hen omringden, was in hen verkoeld. Ook de kinderlijke liefde
werd niet meer betracht, het was een toestand van verdorvenheid, slechtheid
en ik-zucht.
Derhalve moest hun het gebod van de naastenliefde in alle details bekend
worden gemaakt. Alles wat de goddelijke ordening betrof, lieten ze buiten
beschouwing en zo moesten hun meerdere geboden gegeven worden die weliswaar
alle in het gebod van de naastenliefde zijn begrepen, maar ook heden ten
dage door de mensen in acht moeten worden genomen, willen ze niet in strijd
handelen met de liefde. U moet uw ouders eren, hun uw kinderlijke liefde betonen en steeds aan
hen gehoorzamen. U moet er steeds aan denken dat zij u in onbaatzuchtige
liefde tot mensen vormen en het u dus mogelijk maken de gang door het
aardse leven te gaan om u positief te ontwikkelen. Dat ze van Mij deze
taak kregen toegewezen, dat u hun dus de liefde zult moeten vergelden
die zij u overeenkomstig de natuurwet betonen en die hen in staat stelt
lichamelijk en geestelijk voor u te zorgen. Aan hen dankt u uw leven en
dus moet u hen eren en hun zorgen voor u aan hen vergelden tot het einde
van hun leven. Dan zal ook Ik u met welgevallen aanzien en u met mijn liefde bedenken,
want u bewijst door de liefde tot uw ouders een warm en gewillig liefdevol
hart te hebben, dat ook voor Mij in liefde zal kloppen, als het Mij heeft
herkend als Vader van eeuwigheid, van wie alle schepselen zijn uitgegaan,
die Hij tot Zijn ware kinderen wil maken. Alleen de liefde maakt u tot mijn kinderen en wie zijn ouders liefheeft en eert, hij zal ook de hemelse
Vader liefhebben en door Hem gezegend zijn.
"U zult niet doden"
Ook dit gebod wordt vanzelf nagekomen,
als er aan de naaste in liefde wordt gedacht. Want de liefde zal hem nooit
schade berokkenen en nog minder hem naar het leven staan. Het gaat niet
alleen maar om het leven dat de mens op aarde leidt, dat de liefdeloze
mens hem wil ontnemen, het gaat om de mogelijkheid zich te
ontwikkelen, die alleen op aarde tot het resultaat kan leiden de mens
te veranderen tot kind van God. Daarom laadt u een onverantwoordelijk
grote schuld op u, wanneer u zich aan het leven van een mens vergrijpt,
wanneer u het met geweld afbreekt en daardoor wederrechtelijk van de ziel
een genadegeschenk van Mij afneemt.
U begaat een dubbele zonde, tegen
de naaste en ook tegen Mij, zoals trouwens elke overtreding van het gebod
van de liefde tot de naaste ook een overtreding is van de liefde tot Mij,
omdat u indirect ook Hem de liefde ontzegt die uw naaste geschapen heeft. Het aardse leven te ontnemen is nooit goed te praten, zelfs wanneer edele
motieven aanleiding zijn. Want doorslaggevend is weer, dat het leven van
het lichaam alleen maar om reden van de ziel gegeven werd, dat de ziel
zich erin in opwaartse lijn ontwikkelt. U mag het aardse leven, het leven
van het lichaam niet als het voornaamste beschouwen en om die reden alleen
maar aandacht schenken aan het leven van het lichaam. Maar nog veel minder
mag u het leven voor zo onbelangrijk houden dat u meent het naar willekeur
te mogen beëindigen. Een onvoorstelbare zucht naar wraak achtervolgt de mens op aarde en ook
nog in het geestelijke rijk die wederrechtelijk het leven van een medemens
nam, en tevens zinkt hij door zulke daden van haat en liefdeloosheid zelf
in het diepste duister, want hij heeft zich aan satan overgeleverd, wiens
streven het is, dat wat door Mij tot leven is gewekt, te vernietigen,
om elke positieve ontwikkeling te verhinderen. Hij heeft zijn wil om te
zondigen op de mens overgedragen en hem dus voor een satanisch werk gebruikt,
wat de mens echter in vrije wil kon weigeren. Hij was niet gedwongen om
te zondigen.
Waar echter dwang aanwezig is door aardse machthebbers, waar
de mens in noodweer handelt om zijn eigen leven te behouden, waar zijn
innerlijk zich verzet tegen een daad van de ergste liefdeloosheid en zich
toch niet verzetten kan tegen het aardse gebod, wordt steeds alleen de
instelling van diegene beoordeeld die een daad in strijd met dit gebod
verricht. Maar waar de mens tegen het gebod zondigt vanuit
zijn hart, wordt hij ook ten volle ter verantwoording geroepen, omdat
hij mijn gebod van de liefde niet telt en mijn tegenstander aanhangt.
"U zult geen echtbreuk plegen"
Dit gebod is bijzonder belangrijk,
want het omvat alles, wat met vleselijke begeerten samenhangt. Het betreft
de richting die de zinnen nemen, het zich uitleven op seksueel gebied.
Wel gaf Ik zelf daartoe het recht met de woorden: "Groei aan en
vermenigvuldig u". Ik zelf heb de mensen zo geschapen dat het lichaam
van man en vrouw verlangen naar vereniging, maar het einddoel ervan is
alleen de voortplanting, en daar de mens in het bezit is van een vrije
wil, staat het hem vrij zich te beheersen of zich ongeremd uit te leven. Wat enerzijds door Mij gezegend is, kan anderzijds voor de tegenstander
een hoogst welkome gelegenheid zijn de mens tot zonde te verleiden, waarvan
deze zich echter ook steeds bewust zal zijn, want elk uitleven, elk vervullen
van lichamelijke begeerten trekt de mens naar beneden en plaatst hem nog
onder het dier, dat zijn natuurdrift slechts volgt, beantwoordend aan
de natuurwet. De wil van de mens is daarom echter vrij omdat hij zichzelf
moet overwinnen, omdat hij zijn lichaam moet achterstellen, om de ziel
te helpen opwaarts te klimmen. Zinnelijke driften zijn de grootste hindernis om de ziel te vergeestelijken.
En nochtans heb Ik de mens zo geschapen dat de vleselijke begeerte hem
erg kan aanpakken, wanneer hij zich door haar laat beheersen, als hij
de wil niet heeft om weerstand te bieden aan de verzoekingen, waarachter
steeds mijn tegenstander staat. Het is een ernstig gebod dat Ik u gaf:
"geen echtbreuk te plegen".
En echtbreuk is elke onkuise levenswandel,
die in waarheid een ongeoorloofd gedrag betekent jegens mijn gebod van
de ordening - een misbruik van de geslachtsdaad om menselijk leven te
verwekken. Reine onzelfzuchtige liefde moet twee mensen de weg naar elkaar
laten vinden, en de verwekking die in zo'n liefde plaats vindt, zal nooit
zonde zijn, want ze beantwoordt aan mijn eeuwige wet van ordening. Maar zonder liefde is elke zinnelijk roes alleen maar het grootste gevaar
voor de ziel die in geestelijke duisternis wegzinkt en zich daar moeilijk
uit kan verheffen. Het is de vleselijke lust van een eigenliefde van de
hoogste graad, die elke onbaatzuchtige liefde tot de naaste verstikt,
want voor zo'n mens is niets heilig, hij respecteert en acht de medemens
niet maar gebruikt hem alleen maar, hij neemt wat niet van hem is en zondigt
dus tegen het gebod van de naastenliefde in velerlei opzichten. Hij wiens ziel er serieus naar streeft opwaarts te gaan, weet ook, dat
hij zich niet ongeremd mag uitleven, omdat hij voelt dat de ziel omlaag
wordt getrokken en dat ze ongelooflijk moet worstelen om weer een hoger
niveau te bereiken. Een waar huwelijk zal nooit mijn afkeuring ondervinden,
anders zou Ik de mensen niet geschapen hebben, zich zelf voort te planten,
maar de grenzen kunnen makkelijk overschreden worden en elk te buiten
gaan is een breuk in de door Mij door de natuurwet gewilde echt, in het
samenleven van man en vrouw met de voortplanting van het menselijk geslacht
als doel.
Maar Ik ken de geaardheid van de mensen, Ik ben op de hoogte
van hun zwakheid van wil en de uitermate sterke invloed van mijn tegenstander.
Ik verdoem hen niet die zondigen, maar Ik geef hun het gebod tot hun eigen
voordeel en wie het naleeft, heeft ook de liefde tot Mij en tot de naaste
en hij zal de weg omhoog makkelijker beklimmen dan diegenen die hun lichamelijke
driften de vrije loop laten tot schade van hun ziel.
Amen |