BD.4971
21 en 22 september 1950
Het onderzoeken van geestelijke leringen die van elkaar afwijken
Verzuim niet God om opheldering te vragen, wanneer vragen
of twijfel uw hart bezig houden, want Hij, die de eeuwige Waarheid zelf
is, wil, dat ook u in de waarheid vaststaat en u deze helder en duidelijk
als zodanig inziet. U hebt het recht te vragen, omdat u, als lichtdragers,
wetend zult moeten zijn om uw medemensen ook juist te kunnen onderrichten,
en zo is het u ook toegestaan, kritiek uit te oefenen als u van de waarheid
niet overtuigd bent van datgene wat als geestelijke lering van buitenaf
tot u komt. Dan is het niet alleen uw recht, maar ook uw plicht om ter wille
van de zuivere waarheid duidelijkheid te verschaffen, zowel in uzelf alsook
tegenover diegenen die dwaling als waarheid verbreiden.
God blijft zich zelf steeds gelijk, en dus zal ook steeds Zijn woord hetzelfde
blijven, zoals ook Zijn wil tot daad wordt in overeenstemming met Zijn
plan van eeuwigheid. Nooit zal een mens kunnen zeggen van God iets als
waarheid overgebracht te hebben gekregen wat afwijkt van Zijn eeuwige
woord, want Zijn woord verandert eeuwig nooit. Wat Hij aankondigt door
zieners en profeten gaat overeenkomstig Zijn woord in vervulling. Alleen
de betekenis van Zijn woord kan door de mensen anders begrepen worden
en daarom is het steeds weer nodig de mensen uitsluitsel te geven over
hoe Hij Zijn woord begrepen wil hebben. En deze uitleggingen kunnen
alleen vanuit het geestelijke rijk aan de mensen worden overgebracht,
wat steeds weer gebeurt door goddelijke openbaringen, door het op een
rechtstreekse manier doen toekomen van de zuivere waarheid, doordat God
tot de mensen die daarvoor geschikt zijn door de stem van het hart spreekt,
direct of ook door lichtwezens die zelf in de volste waarheid staan en
deze graag zouden willen meedelen aan de mensen op aarde.
Van God zowel als vanuit het lichtrijk wordt dus alleen zuiverste waarheid
de mensen toegestuurd, zo deze serieus wordt verlangd en de ontvanger
ervan zelf deze waarheid onverminkt opneemt, wat van de graad van zijn
rijpheid afhankelijk is. God onthoudt zich aan geen mens die Hem om de
zuivere waarheid vraagt, Hij geeft ze hem zonder voorbehoud, maar niet
altijd is hij die waarheid verlangt ook in staat om geestelijke leringen
te ontvangen, dat wil zeggen: die zo te begrijpen zoals ze moeten worden begrepen.
Zuiver en helder gaat de waarheid van het lichtrijk uit, maar een hart
dat niet helemaal rein is, brengt daar vertroebeling in en geeft nu vertroebelde
geestelijke opvattingen door, om welke reden de graad van rijpheid van
diegene die waarheid op aarde wil verbreiden, maatgevend is voor de zuiverheid
ervan. Niet van boven gaan de geestelijke leringen verminkt uit, integendeel
geeft de mens ze gestalte door zijn wil als bij de vereiste graad van
rijpheid niet heeft die hem tot een ware ontvanger van de goddelijke waarheid
maakt. Dit geldt dus als verklaring voor kleine afwijkingen, die echter
niet als dwaling kunnen worden betiteld. Zijn er echter mededelingen uit
het geestelijke rijk die er aanspraak op maken onbetwistbare waarheid
te zijn, dan is een serieus onderzoek noodzakelijk. Want dan zijn verschillende
krachten de zendstations van de bekendmakingen en daarom zijn deze mededelingen
aan een uiterst grondige kritiek te onderwerpen.
En weer is het de graad van rijpheid van diegene die begeert geestelijke
lering in ontvangst te nemen, die eerst onderzocht moet worden, waartoe
u, mensen weliswaar niet makkelijk in staat bent, daar het innerlijke
wezen van een mens niet zo geopend voor u ligt, dat u de waarde van deze
mens zou kunnen beoordelen. Dan echter moet u zich aan het woord houden
dat God eens gesproken heeft en dat nooit meer zijn betekenis verliest,
ook al gaan er eeuwigheden overheen.
Wijkt nu een verklaring volledig van dit woord af, dan zult u terecht
aan een misleiding door duistere krachten kunnen geloven die doen alsof
ze alles weten en alleen maar succes hebben bij mensen die verbinding
zoeken met de geestelijke wereld, maar niet de rijpheid hebben als ontvangststation
voor de zuivere waarheid te gelden, wier harten dus niet rein genoeg zijn
om als opnamevat te dienen van de goddelijke geest, die echter toch geestelijk
aanmatigend zijn, die iets willen voorstellen wat ze niet zijn en derhalve
aan de krachten van de onderwereld ten offer vallen. Begrijpelijkerwijs
zullen dezen hen nu over de door hen aangesneden vragen onderrichten,
echter niet volgens de waarheid, om door dwaling de duisternis te vergroten
waar het licht wordt gezocht.
God heeft voorwaarden gesteld, die vervuld moeten worden, wil de mens
in directe omgang met Hem, Zijn woord vernemen, dat zuiverste waarheid
garandeert, en eerste voorwaarde is: door onbaatzuchtige liefde het hart
te vormen tot een waardig vat van Zijn geest. De liefde sluit diepste
deemoed in, kinderlijk gebed en een volledig binnengaan in de goddelijke wil. Wie deze voorwaarde vervult, kan met een gerust hart de verbinding
met het lichtrijk tot stand brengen en hij zal niet bang hoeven
te zijn, dwaling te ontvangen of de waarheid niet als zodanig te herkennen.
Hij zal als ontvanger van de goddelijke waarheid hiervoor ook met het
volste recht kunnen opkomen en zijn lering, zijn weten, zal steeds overeenstemmen
met het woord Gods, dat onveranderd blijft in eeuwigheid, zoals het uit
Hem is voortgekomen. Hij zal steeds in de waarheid verkeren, omdat hij
door God als de eeuwige Waarheid zelf onderwezen wordt.
Amen |