BD.4970
20 september 1950
Belichaamde lichtwezens zonder herinnering aan vroeger - De
voorloper
Aan die Mij willen dienen zij het volgende gezegd: De geestestoestand
van de mensen die al in de laatste tijd leven, vereist een bijzondere
hulp van de kant der lichtwezens. Zij zijn in het geestelijke rijk bezig
in mijn opdracht en ook op de aarde, waar zij in grote getale als mens
belichaamd aanwezig zijn om een verlossende missie te vervullen. Op welke
manier deze lichtwezens werken en hulp geven is geheel duidelijk voor
die mensen die het hun overgebrachte geestelijk goed aannemen. Zij weten dat
alleen door het overbrengen van mijn woord uit den hoge, de mensen hulp
gebracht kan worden in hun geestelijke nood. Bij de algemene geestelijke
vervlakking zou het volkomen onmogelijk zijn dat mijn woord ingang zou
kunnen vinden onder de mensheid. Deze zou noch de verbinding herstellen
met de geestelijke wereld, noch hieruit berichten aannemen willen of kunnen.
Daarom moet de lichtwereld bemiddelend werken en de lichtwezens moeten
geschikte opnamevaten op aarde zoeken, waarin zij de uitstralingen van mijn woord kunnen laten binnen stromen. Maar wanneer zij die niet kunnen
vinden dalen zij zelf naar de aarde af om als mens belichaamd een schakel
te zijn tussen de mensen en de geestelijke wereld, om middelaars te zijn
tussen Mij en de mensen.
Er zijn dus in de laatste tijd voor het einde, de tijd waarin u mensen
nu reeds leeft, een groot aantal lichtwezens belichaamd om u te helpen
omdat u geestelijk blind en onwetend bent, omdat u verkeerd leeft en omdat
u zich in grote geestelijke nood bevindt. Uzelf weet niet van dat geestelijke
lage peil en zijn gevolgen, en als u kennis daarover gegeven wordt gelooft
u daar niet in. Maar in de lichtwereld zijn bewoners die vol ontzetting
neerzien op de activiteiten in het duister van de aarde. Zij willen u
te hulp snellen om hen nog te redden die geen weerstand bieden, en zich
aan hun leiding overgeven. Zij zijn als mens belichaamd en willen u helpen
en onderwijzen, maar u herkent ze niet. Ook zijzelf herkennen zich niet
als wezens van boven, ofschoon zij als mens vastberaden omhoog streven.
Het zijn mensen zoals uzelf, alleen met een Mij toegekeerde wil. Mijn
tegenstander kan tegen hen niets beginnen omdat zij Mij al toebehoorden
voordat zij tot de aarde kwamen, ter wille van de noodlijdende mensheid.
Zij willen u het "licht" brengen dat zij voortdurend van Mij
ontvangen en dat gelijktijdig kracht is uit den hoge. Maar zij weten niet
dat zij vrijwillig naar de aarde zijn gekomen, want hun streven omhoog
moet voor de medemensen duidelijk zichtbaar zijn om aanleiding te zijn
hetzelfde te doen. Zou een lichtwezen als zodanig te herkennen zijn, dan
kon dit de mensen niet tot voorbeeld dienen. De met zwakheden en gebreken
behepte mensen zouden zich dan niet in staat voelen ooit dit voorbeeld
te evenaren.
Alleen heel bijzonder hoge geestelijke wezens kennen hun missie en afkomst
en laten dit ook aan de mensen weten, ofschoon zij bij hen geen geloof
vinden. Zulke hoge lichtwezens zijn echter voor een ieder te herkennen
die hen zien wil, want hun missie is: steeds in het openbaar te werken
en niet in het verborgene. Want niet alleen enkele mensen maar alle mensen
moeten kennis verkrijgen van het bovennatuurlijke werken en van de kracht,
macht en heerlijkheid van Hem, die Zijn schepselen niet in de duisternis
wil laten verzinken en daarom een bovenmatig "licht" vanuit
den hoge zendt. En zulk een "licht" zal van Mij getuigen en
daardoor van zich doen spreken, en als het straalt weet u dat u kort vóór
het einde staat. Dat de meeste mensen nog maar een korte genadetijd gegeven
is, want als naar hem niet geluisterd wordt en zijn vermanende roep zonder
gevolg blijft is er geen redding meer voor de gematerialiseerde wereld.
Dan is het einde onherroepelijk gekomen zoals het verkondigd is in woord
en geschrift.
Amen |