Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.4956
25 augustus 1950

Het afwijzen van de genadegave van God - Duisternis

De genade van God mag niet worden afgewezen. Overweeg deze woorden en dan zult u begrijpen dat de mensen door leed en ellende heen moeten gaan om over een andere weg bij het doel te komen, dat ze zonder moeite zouden kunnen bereiken door gebruik te maken van mijn genade. Ik worstel om elke ziel, Ik wil niet dat ze verloren gaat en daarom kom Ik haar met mijn genade steeds weer tegemoet. Ik wil haar helpen haar doel te bereiken, omdat Ik weet dat ze alleen te zwak is serieus haar doel na te streven om zich te verlossen. Waar haar dus daartoe de kracht ontbreekt, geeft mijn liefde haar bovenmatig veel genade en ze hoeft alleen maar zich zonder weerstand aan de werking van mijn genade over te geven, ze hoeft alleen maar zich aan te laten trekken door mijn liefde en dus de genadegave te gebruiken. En ze zal gered zijn voor eeuwig.

Doch in hun blindheid zien de mensen mijn liefde niet en wijzen daarom ook mijn genade af. Toch heb Ik nog erbarmen met hen en houd rekening met hun staat van duisternis, want Ik verwerp de mensen niet, alleen bevrijden ze zichzelf niet uit de boeien van de satan, die hetzelfde zijn als de verdoemenis, omdat ze een totale verwijdering van God betekenen. Ik heb erbarmen met de blinde en onwetende mensen en zet hen steeds weer de voet dwars. Ze wijzen Mij en mijn genadegave wel af, maar het mankeert hen aan het inzicht in datgene wat ze doen, en daarom verstoot Ik hen niet, integendeel, Ik tracht ze aanhoudend te winnen.

Maar wie mijn genade afslaat, haar echter heeft ingezien als genade, die zondigt tegen mijn liefde en heeft geen erbarmen te verwachten. Ook hem kom Ik steeds weer naderbij, maar veel moeilijker te herkennen dan eerst, omdat Ik met smartelijke middelen zijn hart tracht te verzachten en hij Mij in zulke middelen slechts moeilijk kan herkennen. Ook het leed is een genadegave, omdat het de mens naar Mij moet leiden, als hij de weg alleen niet vindt of geen lust heeft hem te gaan. En zo zult u ook begrijpen dat een kostbare gave van Mij uit niet tweemaal wordt aangeboden aan de mens die haar afwijst en die toch het inzicht had, dus haar waarde heel goed weet te schatten. Hij zal zich moeten verantwoorden, beantwoordend aan de genade die hij heeft afgeslagen. Hij zal echter ook in duisternis verkeren, omdat het licht dat Ik hem aanbood, is gedoofd door eigen schuld en nu de duisternis veel dieper is dan voorheen.

Ik stuur het licht van de hemel omlaag naar de aarde en wie door zijn straal wordt aangeraakt, kan zijn innerlijk verlichten en de geestelijke duisternis verjagen. Het is een onmetelijk genadegeschenk dat Ik uitdeel op aarde en mijn wijsheid kan waarlijk zien wie de hoeder van dit licht kan zijn. Maar nooit is mijn wil bepalend dat de mens dit goddelijke licht in zich opneemt en zichzelf daardoor helderheid verschaft. Maar dat hij het als licht uit de hemel kan herkennen, wanneer hij het zien wil, is de uitwerking van deze genadegave die zich bij ieder mens openbaart die er serieus naar streeft naar Mij te komen en dus alle middelen gebruikt die mijn liefde hem aanbiedt.

En zo kan dus de onwetendheid niet als excuus naar voren worden gebracht, wanneer de mens zich moet verantwoorden voor zijn goed of verkeerd gebruikte wil. Veeleer zal de weerstand van de wil tegen mijn liefde en erbarmen duidelijk aan het licht komen en dus ook zijn toebehoren aan mijn tegenstander, die van beneden net zo op de mensen inwerkt en hen ertoe aanzet mijn genadegave af te wijzen.

De mens is vrij, hij wordt noch van boven, noch van beneden, gedwongen waar het om de geestelijke ontwikkeling van de ziel gaat. En zo wordt hem ook een genadegave nooit opgedrongen waarnaar hij zijn handen niet verlangend uitstrekt. Maar of ze hem ooit op aarde opnieuw wordt aangeboden is onzeker, want alleen een berouwvolle ziel die er Mij innig om vraagt, kan weer door de straling van licht worden aangeraakt. Maar wie eenmaal mijn genade afwijst, komt in de diepste duisternis terecht en zal elk licht schuwen, omdat de vorst der duisternis hem naar beneden trekt en hij zich zonder weerstand te bieden, overgeeft aan diens macht en kracht.

Amen