Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.4885
29 april 1950

De verbreiding van de openbaringen

Er is een bepaalde tijd gesteld om voor Mij en mijn rijk te werken, en deze moet u naar vermogen gebruiken. Wat u van boven door Mij gegeven wordt heeft dan alleen zijn waarde als het verbreid wordt; omdat Ik niet tot één mens alleen spreek, maar door een mens tot allen die Mij willen horen. Dezen moeten dus mijn woord leren kennen en dit vraagt de totale inzet van uw kracht en uw wil.

Overal heb Ik zieners en profeten laten opstaan opdat de mensheid melding zou worden gemaakt van de ernst van de tijd en het komende wereldgericht. Wanneer er geloof aan hen geschonken wordt, bereiden de mensen zich ook voor. Maar niemand kan Ik dwingen om te geloven, het is helemaal een zaak van de vrije wil, om welke reden er ook van mijn kant uit verder niets gebeuren kan, dan Mij steeds weer te openbaren aan hen die mijn openbaringen in ontvangst kunnen nemen vanwege hun wil en hun levenswandel.

Daarom zullen deze openbaringen ook alleen maar door degenen aanvaard worden die ook zelf een leven in liefde leiden naar mijn wil. Dezen zullen ook weten welke waarde aan mijn openbaringen is toe te kennen en hun streven zal zijn voor de verbreiding zorg te dragen.

Waar een wil is, is een weg. Wat elke keer wordt ondernomen om Mij en mijn werkzaam zijn aan de mensen bekend te maken, om de medemensen van de eeuwige ondergang te redden, om hen in kennis te stellen van het onafwendbare dat op de mensheid toekomt, dat zegen Ik. En iedere mogelijkheid kan benut worden, de verbreiding kan op velerlei manlieren gebeuren, steeds zal mijn zegen erop rusten, omdat het dringend nodig is dat de mensen kennis nemen van mijn woord, dat u zuiver en onvervormd uit den hogen gegeven wordt. Niet voor niets spreek Ik door mijn geest tot de mensen, niet voor niets kies Ik mijzelf de geëigende mensen door wie Ik werken kan in de geest. Hun arbeid mag niet lauw en onverschillig worden bezien en behandeld, want altijd ben Ik het die u, mensen dan uw onverschilligheid aantoont.

Wie mijn woord heeft, moet het verder dragen. Wie het van hen ontvangt moet er eveneens mee werken, zodra hij het als mijn woord heeft onderkend. En wie het niet herkent, die behoort niet tot de mijnen, maar hij moet er over nadenken, want eens zal er van hem rekenschap worden gevraagd hoe zijn instelling was tegenover de genadegave waar Ik hem mee in aanraking bracht.

En zo moet iedere dag benut worden, er moet geen dag voorbij gaan zonder geestelijke arbeid; dit geldt in het bijzonder voor diegenen die willen deelnemen aan de verlossing van dwalende zielen. Van Mij uit wordt hun iedere ondersteuning gegeven die een verbreiden van de zuivere waarheid mogelijk maakt. En daarom moet alles waar mijn dienaren mee geconfronteerd worden bekeken worden vanuit de zin van de arbeid voor Mij en mijn rijk. Want Ik breng de mijnen bij elkaar opdat ze samen kunnen werken voor Mij in de laatste tijd voor het einde.

Amen