BD.4845
23 februari 1950
De samenstelling van de ziel
De ziel van de mens is een bouwsel van onvoorstelbaar veel
miniatuurscheppingen. Zij is als het ware uit deze scheppingen samengesteld
die allemaal vroegere belichamingen van haar waren, zodat ze als een totaal
scheppingswerk van God te bestempelen is, die Zijn oneindige liefde, wijsheid
en almacht in de menselijke ziel bewezen heeft. De mens kan er zich geen
voorstelling van maken dat hijzelf in zijn ziel de gehele schepping bevat.
Maar als hij na zijn dood in het geestelijke rijk in staat is zichzelf
te schouwen, zal hij vol eerbied en liefde tot God de wonderwerken aanschouwen
die hij in zichzelf terug vindt. Van elke belichaming gedurende zijn ontwikkelingsgang is de zielensubstantie
bijeengebracht, en zo is de menselijke ziel in haar afzonderlijke substanties
door de gehele schepping gegaan en kan nu een onvoorstelbare veelzijdigheid
laten zien. Dan pas zal het duidelijk worden hoe wonderbaar al de scheppingswerken
van God zijn en Zijn grootheid, Zijn liefde, wijsheid en almacht komt
op die manier duidelijk naar voren en laat het innerlijk van alle wezens
blijvend in eerbied en liefde tot God opzien, die Zijn schepselen door
het zich bewust worden van Zijn kracht en het besef Hem zelf te kennen
mateloos gelukkig maakt.
Maar er behoort een bepaalde graad van rijpheid toe dat de ziel zichzelf
kan aanschouwen, en daarom is ook dit een zaligheid voor hen die in het
lichtrijk zijn. Het zichzelf aanschouwen van de ziel is in de belofte
van Jezus vervat: "Wat geen menselijk oog heeft gezien en geen menselijk
oor heeft gehoord heb Ik bereid voor hen die Mij liefhebben!".
De ziel kan dus in alle gebieden inzage hebben. Zij aanschouwt wat zij
nooit eerder gezien heeft, wat echter in de schepping onloochenbaar aanwezig
is, en ze is er zich van bewust dat deze wonderen nooit ophouden, dat
er zich steeds weer nieuwe scheppingen bevinden en zij toch niet moede
wordt deze te aanschouwen, maar er steeds meer wil zien en daarom ook
steeds gelukkiger wordt.
De ziel is voor menselijke zintuigen niet waarneembaar en daarom ook niet
begrijpelijk. Zij is voor de mens op aarde iets geestelijks, maar in het
geestelijke rijk het werkelijke. Zij is wat de geestelijke scheppingen
tot leven brengt, zij is het waarlijk levende in het geestelijke rijk
omdat zij met de kracht van God vervuld wordt. En zo worden er in de ziel
alle gedachten van God weer aangetroffen die Hij tot vorm liet worden
door de kracht van Zijn wil.
Ieder scheppingswerk is een tot uitdrukking gekomen gedachte van God,
en zo is de menselijke ziel een scheppingswerk van de grootste omvang
in miniatuur-uitvoering. Maar voor de mensen op aarde is de ziel een twijfelachtig
begrip, een iets, waarvan zij nog niet ten volle overtuigd zijn of dit
wel aanwezig is waarvan zij door onderzoek ook nooit overtuigd kunnen
worden. De ziel is voor de mensen van deze wereld een niets of een twijfelachtig
object. Maar in waarheid is zij de heerlijkste schepping die getuigt van
Gods liefde, wijsheid en almacht, die Hem verheerlijkt in het geestelijke
rijk, die onvergankelijk is en die de aanleiding is tot een voortdurend
lofprijzen van God door allen die in het lichtrijk vertoeven en gelukzalig
zijn.
Amen |