BD.4802
24 december 1949
De reden van de wederkomst van Christus
Eertijds moest Ik naar de aarde afdalen want de mensen, mijn
schepselen, waren door eigen schuld in de grootste nood en mijn vaderliefde
wilde hen niet ten gronde laten gaan. Bovendien verhief mijn tegenstander
zich tegen Mij in zover dat hij mijn schepselen volledig beheerste, die
hij wel met zijn wil maar met mijn kracht verwekt had. Hij ontnam hun
in zekere mate de vrijheid van wil doordat hij mijn schepselen zo verzwakte
dat zij hun vrije wil niet gebruiken konden als juist, dat wil zeggen: als Mij
welgevallig was.
Daarom wilde Ik mijn zwakke schepselen helpen in hun overgrote nood. Het
was geen nood die alleen hun aardse leven betrof, het was een nood die
eeuwig zou duren als Ik hen niet te hulp kwam. Ik had medelijden met mijn
schepselen ofschoon zij zich in vrije wil van Mij hadden afgekeerd; dat
echter deze wil zozeer verzwakt was en zich door mijn tegenstander beheersen
liet was alleen het gevolg van een gebrek aan liefde.
De liefde is een kracht die de wil de mogelijkheid geeft zich tegen de
aanvallen van de vijand der ziel te verdedigen. Waar de liefde is bestaat
geen gevaar een prooi van de tegenstander te worden, want waar de liefde
is ben ook Ik tegenwoordig. Maar de mensen waren zonder enige liefde in
de tijd van mijn geboorte op aarde; behalve de weinigen tot wie Ik kwam
om hen te helpen, zodat zij niet in de geheel liefdeloze omgeving ten
onder zouden gaan. En tot deze weinigen daalde Ik naar de aarde af want
zij waren erg in het nauw gebracht en zij riepen tot Mij in hun nood.
Maar hun geloof was zwak geworden en niemand had meer 'n zodanige verbinding
met Mij, zijn Schepper en Vader van eeuwigheid dat Ik Mij hoorbaar aan
hem kon uiten. Waar nog enigszins liefde was ontbrak het geloof en mijn
tegenstander had verschrikkelijk huisgehouden, want zijn optreden ontnam
de weinigen nog het geloof in Mij, aan mijn liefde, wijsheid en macht.
Daarom kwam Ik zelf naar de aarde en een menselijk lichaam nam Mij op
omdat Ik de mensen als mens te hulp wilde komen. Ik wilde hun bewijzen
dat een mens Mij naderen en zich met Mij verbinden kon als hij door de
liefde de wil sterkt, en dan bewust de vijand van zijn ziel - mijn tegenstander
bestrijdt.
Mijn lichaam was zuiver menselijk maar was door een lichtziel bewoond
aan wie ook in het begin elke herinnering aan vroeger was weggenomen,
tot de vereniging met Mij door de liefde plaatsgevonden had. Toen pas
herkende de ziel zichzelf en haar missie. Door de liefde had de mens Jezus zich met Mij verbonden want de liefde is kracht. Zij is mijn oersubstantie,
zij is het goddelijke dat alles doordringt en daarom ook de mens Jezus
tot een goddelijk wezen vormde dat vol kracht, wijsheid en macht moest
zijn. Zodoende betrok Ik dus die vorm nadat zij zich door de liefde tot
een woning voor de eeuwige Godheid gevormd had. U mensen kunt dit mysterie
moeilijk begrijpen zolang de liefde u nog ontbreekt, maar waar de liefde
is daar is ook licht en kan Ik zelf werken en uw geest verlichten. Ik
kwam tot de mijnen maar zij herkenden Mij niet. Ik wilde Mij aan hen te
kennen geven en moest hun daarom klaarheid schenken waarom het in hen
donker was, waarom zij Mij niet herkenden en waarom zij in groot gevaar
waren.
Daarom onderwees Ik de mensen door de mens Jezus. Ik bracht hun mijn woord
dat zij zelf niet meer konden horen maar wat de mens Jezus hoorde, omdat
Hij door Zijn liefde, Mij in zich tegenwoordig liet zijn. Mijn tegenwoordigheid
betekent dat u mensen ook mijn stem verneemt, dus kunt u Mij alleen vernemen
als u zich omvormt tot liefde en door deze liefde mijn tegenwoordigheid
toelaat. En wanneer u deze liefde in u heeft bent u sterk en hoeft ook mijn tegenstander - die u verderven wil niet meer te vrezen.
Daarom moest Ik naar de aarde afdalen omdat u deze kennis ontbrak maar
Ik ze u weer geven wilde. En daarom kom Ik ook nu weer tot de mijnen,
want weer is de nood groot, weer herkennen de mensen Mij niet. Weer heeft mijn tegenstander een sterke macht over hen en slechts weinigen roepen
tot Mij om hulp, Ik echter verhoor hen en ben midden onder hen die de
mijnen willen zijn. Ik schenk hun mijn woord, alleen verblijf Ik niet
lichamelijk onder hen maar werk in de geest, zoals Ik het beloofd heb.
Maar Ik zal komen naar de aarde en de mijnen ophalen en brengen in mijn
rijk, want de activiteit van mijn tegenstander neemt hand over hand toe
en het is tijd dat hij weer gekluisterd wordt. Het is tijd dat de bokken
van de schapen (ongelovigen van de gelovigen) gescheiden worden, het is
de tijd van het einde zoals het geschreven staat; dat Ik zal komen in
de wolken om te oordelen de levenden en de doden.
Wie in de liefde blijft bij die zal Ik aanwezig zijn en hij behoeft het
laatste gericht niet te vrezen, want voor hem zal Ik weer de Verlosser
zijn uit de diepste nood, de Redder die komen zal van boven wanneer satan
denkt zijn spel gewonnen te hebben. Maar dan wordt hij gebonden met ketenen,
opdat de vrede over die mensen komt die van goede wil zijn.
Amen |