BD.4783
19 november 1949
Het zichtbare verschijnen van de Heer
U, die de mijne bent wil Ik een teken geven voordat Ik in
het wereldgebeuren ingrijp ter wille van de redding der dwalende zielen.
Ik zal u het bewijs leveren dat al mijn voorspellingen vervuld worden.
Ik zal me laten zien maar aan een ieder op een andere wijze. Wie oplet
weet dat Ik het ben die tot hem komt, ofschoon Ik een vorm kies die zich
aanpast aan de omgeving en zich niet op een ongewone wijze vertoont. Ik
wil tot een ieder van u komen die Mij wil dienen, en voor het verspreiden
van mijn woord zorg draagt. Ik wil zelf tot u komen om uw geloof te versterken,
opdat u het hierna komende kalm verdraagt en uw medemensen helpend kunt
bijstaan. Want in de algemene opschudding moet u mijn dienaren rustig
en bezonnen zijn om overal hulp en troost te kunnen verlenen waar de nood
groot en hulp nodig is. En wie Mij dan dadelijk herkent zal door mijn
tegenwoordigheid gelukkig zijn. Bewust zal hij iedere uiting van Mij ondervinden
als een gave van overgrote liefde en zijn hart zal evenzo in liefde ontgloeien.
Mijn kracht zal zo op hem overgaan dat hij bekwaam is alles tot stand
te brengen wat hij maar zou willen.
Niet allen zullen Mij herkennen, doch velen zullen bemerken dat er een
buitengewoon Iemand tegenover hen staat, wiens woord zij onvoorwaardelijk
als waarheid aannemen. Pas op het laatst herkennen zij Mij bliksemsnel
en jubelen en prijzen Mij als Ik hen verlaten heb en toch als een onuitwisbaar
beeld in de harten achter blijf bij allen die Ik met mijn tegenwoordigheid
verblijd heb. En zodoende zullen zij Mij in het hart weervinden, ook als
Ik voor hen lichamelijk niet meer zichtbaar ben. Zij zullen voortdurend
kracht kunnen putten en ijverig de arbeid voor mijn rijk kunnen verrichten
als Ik gesproken heb uit den hoge, en de mensen daardoor in uiterste nood
gekomen zijn. Dan zullen de mijnen veel werk aantreffen, en Ik zelf zal
hen helpen. Ik zelf zal door de mijnen tot allen spreken die Mij horen
willen en die de woorden der mijnen geloof schenken. Ik zal tot hen spreken
en u zult van Mij getuigen. U zult van mijn verschijnen gewag maken en
hun met levendige woorden vertellen wat u in uw hart voor Mij voelt. U
zult daardoor velen winnen omdat de nood groot is en de mensen voor iedere
opheldering, voor iedere troost en hulp dankbaar zijn. En u zult voor
Mij en mijn rijk arbeiden omdat u zich gedreven voelt door Mij, Ik die
in uw harten ben en die u nooit meer verliezen zult als u Mij eenmaal
aanschouwd heeft.
Wat het mijne geworden is laat Ik eeuwig niet meer los. Daarom kom Ik
tot de mijnen in de tijd voor het einde en zij zullen Mij herkennen, want
de liefde zegt hun wie Ik Ben. En naar gelang hun liefde is, is ook hun
zaligheid bij mijn aanblik. Wie Mij in de ogen kijkt wordt door een onvergelijkbaar
gevoel doorstroomd, zodat hij in Mij meer dan alleen maar een mens herkent.
Wie nog zwak is in geloof en liefde en toch naar Mij streeft uit eigen
wil zal Mij niet dadelijk herkennen, doch mijn woorden zullen hem ontroeren
en het vuur van de liefde in hem ontsteken. Dan herkent hij Mij soms pas
als Ik hem reeds verlaten heb, als Ik lichamelijk niet meer bij hem ben.
Ik kom als mens midden onder u, maar voor uw ogen kies Ik een omhulling
die Ik evenzo snel weer oplos om voor u onzichtbaar te zijn. Want door mijn verschijnen wil Ik u allen kracht doen toekomen, opdat u Mij trouw
blijft en volhardt. Er zal grote kracht nodig zijn die u alleen niet op
kunt brengen, maar Ik ken de mijnen en laat ze niet meer aan mijn tegenstander
over. Geloof daarom steeds aan mijn hulp en vertrouw er steeds op. Hoe
groter de nood is des te nader ben Ik u, u die Mij lichamelijk aanschouwen
zult. Dan weet u echter ook dat spoedig het uur gekomen is waarin Ik Mij
aan allen openbaar die niet geloven willen en toch niet zonder kennis
zijn dat het einde nabij is. Dan is ook spoedig de tijd afgelopen die
Ik de mensen ter verlossing heb toegemeten. En dan komt de dag van het
einde en daarmee het laatste gericht, zoals het verkondigd is in woord
en geschrift.
Amen |