BD.4758
11 oktober 1949
Her-belichaming - Lichtwezens
Wanneer u naar de zuivere waarheid verlangt zal Ik u nooit
aan de dwaling prijsgeven. En waar het u aan de juiste kennis ontbreekt
en u zich een verkeerde voorstelling maakt, daar zal Ikzelf u opheldering
verschaffen - omdat Ik niet wil dat uw denken fout is.
U bent weliswaar maar een korte tijd als mens op deze aarde, maar toch
is deze tijd niet te kort om zalig te kunnen worden - want u kunt tijdens
uw aardse leven uw wezen geheel veranderen. U kunt de eigenliefde, die
in het begin van uw aardse leven nog sterk ontwikkeld is, totaal afleggen,
en veranderen in onzelfzuchtige naastenliefde. U bereikt daardoor een
graad van geestelijke rijpheid die het u mogelijk maakt om de sferen van
het licht binnen te gaan, zodat u dus zalig bent.
Maar toch is de graad van zaligheid in het geestelijke rijk zeer verschillend,
naargelang de aard van de ziel, in welke mate zij geschikt is om de uitstralingen
van licht in zich op te nemen, die haar direct beroeren, die van Mij uitgaan
en dus ook mijn tegenwoordigheid vereisen. Wat vereniging met Mij
betekent, die echter alleen kan plaatsvinden met een wezen dat zich tot
liefde heeft omgevormd. Zodoende zal de graad van liefde ook de graad
van zaligheid bepalen. De mens kan dus al op aarde deze graad van liefde
bereiken en als een waar kind van Mij van deze aarde scheiden, en dan
is onbegrensde zaligheid zijn lot. Hij kan echter deze volmaaktheid nog
niet bereiken, en toch door werken van liefde op aarde zijn ziel ontvankelijk
maken om licht te kunnen ontvangen.
Dan heeft hij dus de aardse levensproef doorstaan omdat zijn wil zich
tot Mij keerde, wat hij Mij door werken van liefde bewezen heeft. Het
lichtrijk neemt nu zijn ziel op, waar zij zich nu verder kan ontwikkelen.
Maar zij zal nooit die graad bereiken die een op aarde ernstig naar volmaaktheid
strevend mens bereiken kan, omdat diens ziel door Mij vastgepakt wordt
en mijn lichtuitstraling geen weerstand meer ondervindt omdat zij door
de liefde gekristalliseerd is, en mijn licht haar nu geheel en al kan
doorstralen.
Nu kunt u begrijpen dat aan deze graad van zaligheid alleen één
aards leven ten grondslag kan liggen, anders zou de verdienste beperkt
zijn en moest dus het loon verminderd worden. U moet begrijpen dat de
verbinding met Mij reeds op aarde gemaakt moet worden, in geheel vrije
wil en met inspanning van alle krachten. Dat juist die zaligheid mijn
gave aan u is voor de totale overgave aan Mij, die Ik dan ook met mijn
onverdeelde liefde beloon. Dat maakt ook duidelijk dat het een daad van
onrechtvaardigheid van Mij zou zijn, wanneer Ik het gelijke loon aan die
zielen geven zou die het aardse leven niet op dezelfde wijze benut hebben.
Ieder mens heeft recht op allerlei mogelijkheden om tot voltooiing te
komen, hem staan alle hulpmiddelen ter beschikking en hij kan om genade
vragen - ofwel ze in iedere hoeveelheid benutten. Bij het juiste gebruik
van zijn wil kan ieder mens zijn doel bereiken en tot voltooiing komen,
omdat alleen een zich omvormen tot liefde verlangd wordt en ieder mens
liefde beoefenen kan als hij dat maar wil. Ik verlang van u mensen waarlijk
niets wat u niet volbrengen kunt, omdat u toch altijd dat ene ter beschikking
staat, namelijk de hulp door Jezus Christus, die daarin bestaat dat de juist
gerichte wil versterking ervaart om in onzelfzuchtige goede daden te worden
omgezet. U mensen zou allen zalig kunnen worden als u het maar wilt, derhalve
moet de goede wil ook overeenkomstig beloond worden. Zo'n ziel moet dus
in het geestelijke rijk anders beloond worden dan een die nalatig was
tijdens het aardse leven in het opvoeden van zichzelf, die het streven
naar volmaaktheid niet zo ernstig nam. Zo'n ziel moet begrijpelijkerwijs
in een andere graad van rijpheid staan, ofschoon zij ook zalig genoemd
kan worden. Zij heeft zich uit de duisternis opgewerkt uit een toestand
van onwetendheid tot een ontvangeres van licht, al is het dan in mindere
mate.
De ziel kan dus in het geestelijke rijk stijgen tot steeds groter zaligheid,
want de uitstraling van licht die zij voortdurend ontvangt,verhoogt haar
lichtgraad. Daardoor wordt duidelijk dat een reïncarnering op
aarde met als doel tot rijpheid te komen onnodig en ook nutteloos zou
zijn in zoverre, dat aan de ziel de herinnering aan vroeger ontnomen moet
worden. Want weer zou dan alleen de vrije wil beslissend zijn die zich
echter net zo goed naar beneden zou kunnen wenden, waardoor de reeds bereikte
lichtgraad in gevaar zou zijn. Daarentegen behoudt de ziel in het geestelijke
rijk wat zij eenmaal bezit, en waarmee zij zeker van succes kan werken.
De terugkeer van een lichtwezen naar de aarde om een bepaalde missie te
vervullen is een daad van allergrootste liefde en barmhartigheid, want
voor een vrijgeworden ziel lijkt het leven "in het vlees" ondraaglijk
- zodra zij maar een glimp van inzicht bezit. Maar een wezen dat
zo onvolmaakt de aarde verlaat dat het zich in de diepste duisternis bevindt,
is nog wel in de nabijheid van deze aarde, maar meestal onbewust van zijn
verloren lichamelijk leven. Zijn verlangen naar de materiële goederen
van deze wereld is nog geweldig groot, maar zo'n wezen weer op de aarde
terug te plaatsen zou waarlijk noch wijs - noch liefdevol zijn, want zijn
wil zou ook nooit een hogere ontwikkeling nastreven. De zucht naar het
stoffelijke moet overwonnen worden, wat echter op aarde heel veel moeilijker
is dan in het geestelijke rijk. Daar kan het wezen de onwerkelijkheid
van de materie beseffen, en een vrijkomen ervan betekent al een begin
van een vooruitgang omhoog.
Een wezen met maar een zwakke glimp van inzicht voelt zich in zijn geestelijke
toestand bovenmate zalig, en het verlangt nooit meer naar de keten van
het aardse leven terug. Een sprankje inzicht te hebben, betekent reeds
een geringe kennis te bezitten volgens de waarheid, en dit bezit maakt
het wezen al zalig omdat het met zijn geestelijke rijkdom kan werken.
De liefde spoort het wezen dus aan om van zijn bezit aan die zielen te
geven die in nood zijn, want iedere daad van liefde vermeerdert het toestromen
van licht en kennis - en verhoogt de zaligheid. Zo'n wezen geeft
nooit meer z'n vrije geestelijke toestand op om naar de aardse terug te
keren, het beseft dat het in het geestelijke rijk hogerop kan klimmen
en dat zijn activiteit daar nodig is.
Belichaamt zich daarentegen een lichtwezen op de aarde dan is dat een
daad van de grootste liefde en barmhartigheid, waartoe reeds een hoge
graad van liefde behoort. Want hier gaat het om hulpverlening aan dwalende
en in grote duisternis van geest verkerende mensen, die een buitengewone
hulp nodig hebben om niet in de diepte weg te zinken.
Zo'n belichaming kan het lichtwezen het kindschap Gods bezorgen, de hoogste
graad van volmaaktheid, die alleen in het leven op aarde bereikt kan worden.
Die ziel gaat dezelfde weg in het vlees met alle bekoringen van de kant
van de duisternis. Van haar vroegere rijpheid heeft ze geen enkel voordeel,
alleen is een geheel wegzinken in de diepte onmogelijk, omdat zij onder
de bescherming van de geestelijk volmaakte zielen staat, die haar wel
helpen maar haar wil toch niet dwingen.
Zij moet als mens worstelen en strijden en zij heeft geen enkele herinnering
aan vroeger. Zij moet een leven van liefde leiden om nu de medemensen
als leider te dienen. Het aardse lot van zo'n ziel zal veel zwaarder zijn,
maar zij bereikt het doel, omdat de liefde haar bewoog om de gang over
de aarde te gaan. De liefde is de kracht die alles overwint, die alles
bereikt en daar zij de vereniging met de eeuwige Liefde zelf betekent
- ook altijd bij Mij steun zal vinden.
Amen |