BD.4752
2 oktober 1949
De verering van de moeder Gods
Alle geestelijke vragen zullen u beantwoord worden, opdat
ze ertoe bijdragen opheldering te verschaffen daar, waar waarheid van
dwaling onderscheiden moet worden. Maar steeds is vereist, dat u de zuivere
waarheid belangrijk vindt. Want zodra het verlangen om gesterkt te worden
in uw bestaande opvattingen u nog overheerst, bent u nog niet ontvankelijk
voor de zuivere waarheid. U moet er om vragen en het juiste antwoord willen
ontvangen.
De moeder van mijn aardse lichaam was van eeuwigheid ervoor uitgekozen
om moeder van de Verlosser van de mensheid te zijn. Zij was een lichtziel,
die ten behoeve van deze hoge taak zich belichaamde op aarde, dus rein
en volmaakt genoemd kon worden in vergelijking met haar aardse zusters.
Toch moest zij een zware levensweg afleggen om tot hoogste zaligheid in
het geestelijke rijk te komen, om een waar kind van God te worden, om
het hoogste doel te bereiken: de volledige vereniging met Mij. Met de
vervulling van haar taak verwierf zij zich ook, dat ze gezien moet worden
als het heiligste wezen in het geestelijke rijk, want zij was door de
lijdensweg die zij op aarde moest afleggen tot mijn evenbeeld geworden.
Ze was door de liefde tot Mij in een staat van lijden gebracht, die ook
haar lichaam vergeestelijkte. En zo werd zij tot een lichtend voorbeeld
van een moeder, die om haar kind het grootste leed droeg.
En toch is de goddelijke verering, die haar van de kant van de mensen
bewezen wordt, niet naar mijn wil. Want ofschoon zij de moeder is geweest
van mijn aardse lichaam, is zij immers in het geestelijke rijk ook alleen
een lichtwezen, dat vol liefde en wijsheid u mensen zou willen helpen
het licht en de zaligheid te bereiken. Gelukzaligheid kan er in het geestelijke
rijk echter alleen zijn in de vereniging met Mij. De vereniging met Mij
vindt echter een ziel alleen door een bewust streven en een innig contact
met Mij. Dus moet Ik, als de Enige die begerenswaardig is, de gedachten
van hem vervullen die zalig wil worden. Hij moet het contact met Mij uit
vrije wil zoeken, onbeïnvloed door geestelijke krachten. Want als
het deze krachten geoorloofd was, zou ieder mens hun invloed bespeuren,
omdat hun liefde overgroot is tot de mensen, die zij zouden willen helpen.
Maar de ziel is uit vrije wil van Mij afgevallen en daarom moet zij ook
weer in vrije wil tot Mij terugkeren. Iedere beïnvloeding van de
kant van de lichtwezens zou een beperking zijn van de vrije wil. De daad
van de vrije wil bestaat daarin, dat de wil zich uit eigen beweging naar
Mij toekeert, wat zich uit in een bewuste verbinding met Mij. Deze pogingen
zullen de lichtwezens op iedere wijze ondersteunen. Iedere verering van
een lichtwezen is echter een verkeerd gerichte wil. Alle lichtwezens zijn
door hun liefde met Mij verbonden en zij loven en prijzen Mij voortdurend.
Maar van de mensen willen zij nooit enig eerbetoon voor zichzelf aannemen,
omdat zij beseffen dat Ik Degene ben, die alleen waardig is aanbeden te
worden.
En in hun ootmoedige liefde tot Mij zullen zij ieder eerbetoon
voor zichzelf afwijzen, daar zij goed zien, dat die Mij alleen toekomt.
Wie zich dus van de juiste verhouding van de lichtwezens tot Mij bewust
is - wier liefde tot Mij tot de helderste gloed ontvlamd is - die zal
ook begrijpen, hoe verkeerd de gedachten zijn van die mensen, die zulk
een verering aan de moeder van mijn lichaam betuigen, zoals dat nu het
geval is. Zij zullen nu ook begrijpen, dat het niet mijn wil kan zijn,
want in zekere zin scheppen ze zich een "tweede God", een wezen
dat zij aanbidding en eer betonen, maar die dit zelf niet wil aannemen.
Want de mens moet altijd alleen ernaar streven de verbinding met Mij tot
stand te brengen, om reeds op aarde het doel te bereiken.
Amen |