BD.4748
27 september 1949
Astrologie - Het lot uit de sterren
Alleen dat is als door mijn geest gegeven te beschouwen, wat
de verlossing van het geestelijke tot inhoud heeft, wat dus meer of minder
uitvoerig kennis geeft van mijn heilsplan en bijgevolg ook getuigt van
Mij en mijn Wezen. Een weten, dat buiten dit kader valt, dat dus in de
mens noch het geloof aan mijn liefde, wijsheid en almacht wekt, noch de
zielenrijpheid van de afzonderlijke mens bevordert; een weten, dat tevens
in tegenspraak is met de leer van Christus in zoverre, dat het de vrije
wil van de mens ontkent, dus de mens volslagen willoos aan het noodlot
zou zijn overgeleverd; een weten, dat verder een door mijn wijsheid voor
de mens verborgen toekomst meent te kunnen ontsluieren, is geen werkzaam
zijn van de geest en dus ook niet volgens mijn wil, veelmeer een middel
van mijn tegenstander om de mensen van het ware weten af te brengen en
hun denken op een dwaalspoor te leiden. Nimmer zullen mensen kunnen doorgronden
of berekenen hoe het levenslot van de enkeling gestalte krijgt, maar al
dat soort beweringen zijn verkeerde conclusies of vermoedens, die wel
toevallig waar kunnen zijn, maar dan nooit op grond van berekeningen of
invloed van bepaalde hemellichamen. Integendeel, het levenslot beantwoordt
aan mijn plan van eeuwigheid, waaraan de vrije wil van de mens ten grondslag
ligt.
In de grote scheppingsruimte zijn weliswaar eindeloos veel sterren voor
de mensen op aarde zichtbaar, maar een bepaalde invloed oefenen deze hemellichamen
niet op de mensen uit, wat ook ieder begrijpelijk zal zijn, als hij bedenkt
dat talloze sterren in de hen toegewezen banen rondgaan, dat deze wetmatigheid
sedert eeuwigheid door mijn wijsheid is erkend als goed en juist, dat
alle hemellichamen levende wezens dragen met als doel hun positieve ontwikkeling
en dat ook hun lot bepaald is, maar dit wordt nooit door andere hemellichamen
beïnvloed. Alleen zuiver op natuurlijke wijze kunnen de bewoners van de
aarde atmosferische stromingen gewaarworden, die zich door de nabijheid
van bepaalde hemellichamen openbaren, die echter op het lot van de enkeling
geen invloed hebben.
De wetmatigheid in het hele universum, de eeuwige ordening die in mijn
schepping te zien is, is wel bewijs genoeg van een leidinggevende Macht.
In dezelfde geordendheid voltrekt zich echter ook de ontwikkelingsgang
van de wezens, alleen ter wille van hen is de hele schepping ontstaan.
Dat nu deze scheppingen een bepaalde invloed hebben op de ontwikkeling
van de geestelijke wezens is juist, maar alleen in zoverre, dat ze deze
wezens een voortdurende omvorming mogelijk maken en zodoende een langzame
klim omhoog. Maar in het stadium van de vrije wil wordt de mens zo met
gebeurtenissen geconfronteerd, zoals Ik die in mijn wijsheid als gunstig
voor het wezen heb ingezien. Dat het hele aardse leven zich in een zekere
wetmatigheid voltrekt, geeft de mensen aanleiding verkeerde gevolgtrekkingen
te maken. Ze hebben deze wetmatigheid volgens eigen denken uitgelegd en
nu conclusies getrokken, ze met het lot van de mens in verband brengend.
Maar op geen enkele manier beantwoorden deze onderzoekingen aan de waarheid
en worden door Mij ook niet goedgekeurd, want Ik zal steeds de vrije wil
van de mens laten gelden, ofschoon Ik het levenslot bepaald heb sinds
eeuwigheid.
Amen |