BD.4707
7 augustus 1949
Traditioneel geloof - Vormgeloof - Dwaalleren
Het is een buitengewoon moeilijke arbeid, de mensen uit het traditionele geloof - uit het vormgeloof - te verplaatsen in het levende geloof, want het woord geloof is hun nog niet duidelijk geworden. Ze hebben het woord traditioneel overgenomen zonder zich bewust te zijn van de eigenlijke diepe betekenis en hangen veel meer uiterlijke gewoonten en gebruiken aan dan de kern die de leer van Christus vormt. Wel hebben ze met de oren alles opgenomen wat met Jezus Christus als de goddelijke Verlosser verband houdt en deze kennis kenmerken ze met het woord "geloof" en ze verstaan daaronder alleen maar dat ze zich niet verzetten tegen dit weten of dat ze het afwijzen als onwaarschijnlijk. Maar ze zijn noch in detail in de christelijke leer doorgedrongen, noch zich zelfs maar bewust van de betekenis van het verlossingswerk. Dus een inhoudelijke stellingname tegenover dat, wat hen geleerd werd, laten ze achterwege, die echter nodig is om levend te kunnen geloven, dat wil zeggen innerlijke overtuiging voor welke geloofsleer dan ook te verkrijgen.
Maar alleen het levende geloof kan tot het eeuwige leven leiden, want elk vormgeloof is ongeschikt om de ziel te veranderen. En alles is vormgeloof zolang de mens niet vervuld is van een diep verlangen naar de zuivere waarheid. Want dit verlangen spoort hem pas aan om na te denken over de hem overgebrachte geestelijke leer, waarop dan de innerlijke overtuiging volgt of een bewust afwijzen van datgene, waarvoor hij de overtuiging - dus het levende geloof - niet kan opbrengen. En dit uitsorteren van het valse en het ware moet plaatsvinden. De dwaling moet van de waarheid worden gescheiden, daar anders de mensen zich geen duidelijke voorstelling van God kunnen maken, wiens Wezen zo volmaakt is, dat ook alles wat van Hem getuigt volmaakt moet zijn. Misvormde leren echter zullen nooit het Wezen van God laten inzien, maar steeds een valse voorstelling van God weergeven.
Maar zolang mensen, die hun medemensen willen onderrichten, zelf het onderscheid tussen vormgeloof en het levende geloof niet kennen, zolang deze mensen zichzelf geen kennis hebben verschaft van de waarheid, juist door het innemen van een standpunt met behulp van goddelijke ondersteuning - dus tot een levend geloof zijn gekomen - zullen ze ook niet hen, die onderricht worden, opvoeden tot waar geloven. En dit is de verklaring ervoor dat ontelbare mensen zich wel gelovig noemen en er toch ver van verwijderd zijn, dat daarom de dwaling verbreid is en de waarheid slechts weinig instemming vindt, dat de mensen veel voor waarheid aannemen wat ze bij ernstig willen zeer wel als dwaling zouden kunnen herkennen. Maar ze houden zich aan de traditie, ze nemen gedachteloos en zonder bedenkingen generaties lang steeds dezelfde misvormde leren over, die oorspronkelijk in de zuiverste vorm door Jezus Christus aan de mensen werden gegeven en alleen vertroebeling en misvorming konden ondergaan omdat eigen denken uitgeschakeld werd en zodoende er op de afwijkingen geen acht werd geslagen. Bovendien werden de mensen ook tot het onvoorwaardelijk aannemen van geloofsleren verplicht, zodat ze zich van elke verantwoording ontheven voelen en het geloof dus steeds meer star wordt en een dood geloof geen geestelijke vooruitgang kan opleveren.
De mensen moeten opmerkzaam worden gemaakt op hun dode toestand en daarom moet steeds het levende geloof worden gepredikt. Het moet hun ten stelligste op het hart worden gedrukt, dat ze zich niet gelovig behoren te noemen zolang ze alleen maar traditioneel overgenomen geestelijke leringen erkennen doch niet in bezit hebben genomen, dus ze met meest innerlijke overtuiging - niet alleen met de mond - kunnen verdedigen en dat daartoe ook een denkbeeldige uiteenzetting nodig is. Dan zal de sluier voor hun ogen wegvallen, dan zullen het hart en het verstand af en toe weigeren iets aan te nemen en dan pas zal de waarheid tevoorschijn komen, die dan de mens gelukkig en tot een vlijtige aanhanger zal maken. En dan zal de mens levend kunnen geloven en zich van elke uiterlijke vorm hebben vrijgemaakt. Dan pas zal zijn ziel rijp kunnen worden en zal hij een lid van de kerk zijn die Jezus Christus op aarde heeft gesticht.
Amen |