BD.4701
31 juli 1949
Verklaring van het stigma
In mijn lijden en sterven aan het kruis is u een voorbeeld
gegeven van diepste liefde en grootste offervaardigheid, dat zijnsgelijke
niet heeft. Er zijn nu eenmaal zaken tussen hemel en aarde die voor u,
mensen totaal onverklaarbaar zijn, omdat u niets afweet van het inwerken
van geestelijke krachten op een mens die zoiets bij zich toelaat door
zijn wil die zich in de goddelijke ordening ophoudt. En zo staat u vaak
voor een raadsel, waarvan de oplossing echter eenvoudig is voor hem die
in geestelijk weten is binnengegaan, voor diegene die voor alles een verklaring
vindt, die hem door zijn geest wordt gegeven.
Maar slechts zelden kan zo'n verklaring uit het geestelijke rijk een mens
worden gegeven, omdat maar zelden het directe werkzaam zijn van de geest
wordt toegelaten, respectievelijk er aandacht aan wordt geschonken. Want vaak wordt
als eigen gedachten bezigheid dat aangezien wat echter het werkzaam zijn
van de geest is, en maar zelden kan de geest in de mens zich zo duidelijk
te kennen geven, dat hij dit herkent en dat daarom het resultaat wordt
geaccepteerd.
Mijn lijden en sterven aan het kruis was uiterst pijnlijk voor het menselijke
dat mijn lichaam vormde, dat het offer van de mens Jezus alles overtrof
wat op aarde ooit als werk van liefde kon gelden. En toch neemt de mensheid
daar bijna geen nota meer van, ze heeft het vergeten omdat ze vergeten
wil. Het begrip van een Verlosser van de mensheid is uitgewist in het
hart van de meeste mensen, en maar weinige stellen zich het lijden van
de mens Jezus voor ogen, zonder het echter in zijn diepte te bevatten
en te voelen.
Maar de geestelijke wereld bevindt zich voortdurend onder de indruk van
de verlossing door Jezus Christus. Het geestelijke dat vol van licht is,
maakt alles in het heden mee, het kent geen tijdsbesef, verleden, heden
en toekomst zijn voor de lichtwezens één en zo maken ze
telkens de kruisiging van Christus mee, en loven en prijzen Hem, die door
Zijn dood aan het kruis de hemel voor hen heeft ontsloten; die het hun
mogelijk maakte God te aanschouwen; die de grote zonde te niet deed, die mijn schepselen van Mij scheidde door eeuwigheden heen.
Het zet de lichtwezens aan om de mensen op de grootste liefdedaad opmerkzaam
te maken, die ooit op aarde werd volbracht. De diepe indruk die de kruisdood
van Christus steeds weer op de lichtwezens maakt, zouden dezen ook aan
de mensen willen overbrengen, maar ze stuiten op weerstand, want de mensheid
bevindt zich zo onder de indruk van de wereld, dat voor haar de goddelijke
Verlosser Jezus Christus alleen nog een fantasiebeeld is, dat voor hen
de beschrijving van het werk van verlossing alleen een fabel betekent
die steeds meer en meer aan geloofwaardigheid verliest.
Het geestelijke dat vol van licht is, ziet de toenemende verduistering
op de aarde en tracht hier en daar een lichtje te ontsteken, het tracht
de mensen een zwakke afstraling uit het geestelijke rijk over te brengen,
gedreven door de liefde voor het niet verloste geestelijke, dat, als mens
belichaamd, dreigt de proef van het aardse leven niet te doorstaan. Doch
de toegang tot het menselijke hart is voor de lichtwezens moeilijk te
verkrijgen, want de ziel moet haar goedkeuring uitspreken uit vrije wil,
ofschoon het lichaam bij deze wilsuiting van de ziel niet betrokken kan
zijn
De ziel moet in de toestand van vrij zijn van het lichaam, in de slaap
of in volledige lethargie van het lichaam, het verlangen tonen naar buitengewone
toevoer van kracht in elke vorm. Dan maken de lichtwezens zich meester
van de ziel, wat ze ook niet opgeven, wanneer het lichaam weer in zijn
gewone bezigheid in verbinding met de ziel staat. Dan wordt de ziel van
de kant van de lichtwezens een blik gegeven in het geestelijke rijk, die
daar zo van onder de indruk is, dat de indrukken van de ziel ook op het
lichaam worden overgebracht. De mens ziet dus niet in de lichamelijke
toestand geestelijke gebeurtenissen, met het verstand of met de ogen van
het lichaam, integendeel, alleen de ziel ziet, wat zich echter aan haar
lichaam duidelijk doet gevoelen. De ziel beleeft met grote innigheid het
gebeuren van de kruisiging van Christus, maar ze geeft deze belevenis
niet door aan het lichamelijk verstand, zodat dus het denken van de mens
er helemaal niet bij betrokken is, maar het lichaam door de opwinding
van de ziel letsel wordt toegebracht, dat dus het lichaam in de ware zin
van het woord mee lijdt met wat de ziel innerlijk waarneemt.
De wereld vol van licht tracht de gedachten van de mensen op het grootste
mysterie in het universum te richten, op het grootste liefdewerk, zonder
hetwelk niemand zou kunnen worden verlost uit de ban van de zonde. De
lichtwezens nemen elke gelegenheid waar, waar zij door een mens tot allen
in zijn omgeving kunnen spreken, ze trachten de opmerkzaamheid te wekken,
ook bij diegenen die ongelovig zijn en voor zichzelf een natuurlijke verklaring
trachten te geven. Ze ontsteken kleine lichtjes, die echter toch een helder
schijnsel verspreiden, als ze niet verborgen gehouden of gedoofd worden
door de invloed van de tegenstander, die alles tracht te verstikken wat
op de verlossing door Jezus Christus wijst.
Want de strijd tussen licht en duisternis wordt steeds heviger, hoe dichterbij
het einde komt, en daarom zullen ook alle aanwijzingen toenemen. Er zullen
tekenen en wonderen geschieden en zalig hij die hier aandacht aan schenkt
en daaruit zijn conclusies trekt.
Amen |