BD.4700 Het horen van het goddelijke woord - Gedachten Alleen door het innerlijke woord kan u opheldering ten deel vallen aangaande vragen die aardse wetenschappers niet kunnen beantwoorden. Er bestaat weliswaar een instantie die competent is geestelijke vragen op te helderen, maar de weg erheen gaan de mensen zelden. Daarom zal ook maar zelden het antwoord ontvangen worden dat overeenstemt met de waarheid, dat toch alleen die Ene kan geven die niets vreemd is, die alles weet, die ook u mensen het weten wil doen toekomen, opdat Hij herkend wordt door de mensen. God uit zich dus door het woord. En wie het horen wil, moet Gods liefde verwerven. Hij moet zich Hem genegen maken, doordat hij zelf alles doet wat God van hem verlangt. Dan komt God u zo nabij dat u Zijn stem zult kunnen vernemen. Want Hij openbaart zich door Zijn woord. Hij uit zichzelf tegenover u. Hij spreekt met u mensen in gemakkelijk te begrijpen taal. Hij spreekt door uw hart tot uw verstand en gaat in op elke vraag die u uitspreekt of uw gedachten bezighoudt. Hij antwoordt u. Zijn woord is dus een teken van de verbondenheid van Hem met u. Want u zult alleen dan Zijn woord kunnen vernemen, als u zich met Hem aaneensluit door middel van gedachten of door werken van liefde. En zo heeft God altijd tot de mensen gesproken, zolang de aarde bestaat. Alleen werd Hij tot nu toe gemakkelijker verstaan, terwijl nu zeer zelden Zijn spreken wordt begrepen. Deze weinige mensen bedenkt Hij echter met een mate die onbeperkt is. Hij wil hun alles uitleggen en motiveren, opdat ze het zo verkregen weten aan hun medemensen kunnen overbrengen voor hun zielenheil. En opdat ze niet verder twijfelen, laat Hij hen inzage nemen in Zijn eeuwige heilsplan. En zo ontsteekt Hij een licht in hen, zodat ze eeuwig niet meer terugzinken in de duisternis. In het woord komt Hij de mensen naderbij, die zich willen laten onderrichten. En zo blijft het woord steeds de brug tussen God en de mensen. De mens kan deze echter alleen maar betreden, als hij zich terugtrekt van de wereld. Als hij de brede weg mijdt, die zijn ogen bekoorlijker voorkomt en hem lokt deze te begaan. Alleen in de eenzaamheid verneemt hij de stem van God. Dat wil zeggen: hij moet de wereld mijden en zijn gedachten laten zwerven in het geestelijke rijk. Dan doet hij wat hij eerst moet doen: hij verbindt zich in gedachten met God. Hij houdt tweespraak met Hem. Hij legt Hem de vragen voor die hem bezighouden, terwijl hij zijn gedachten de vrije loop laat. En deze gedachten zijn al uitstralingen van het geestelijke rijk. Want de mens kan niets uit zichzelf voortbrengen. Zijn verstand is wel in staat de hem toestromende gedachten op te nemen en te verwerken, maar de gedachte zelf ontstaat niet in de mens. De gedachte treft zijn hart, maar stroomt vanuit het rijk dat buiten aardse sferen ligt. De gedachte is een product van de geest. Dus een kracht die een bepaalde vorm aanneemt, zodra ze door het verstand wordt opgenomen. Waarin dus het verstand door het hart wordt beïnvloed werkzaam te worden, doordat het de hem toegestuurde gedachten nu vormt en ze een zekere ordening geeft. De werkzaamheid van het verstand is het vasthouden van de gedachten die als golven het hart treffen en ook geen weerklank kunnen vinden wanneer de wil van de mens door de drukte van het leven het denkwerk alleen voor wereldse zaken opeist en aan geestelijke stromingen geen aandacht schenkt. Maar gaat de mens in de stilte en keert hij de wereld de rug toe, dan treffen geestelijke stromingen zijn hart, die het weldadig ondergaat en die de mens dan gretig in ontvangst neemt. Door deze bereidwilligheid om te ontvangen, vormt zich dan het woord. Dat wil zeggen: er komt de mens zinvol en begrijpelijk tot bewustzijn wat God zelf hem zeggen wil. Hij hoort dus Zijn stem in het hart. De gedachtengolven worden door het hart opgenomen en naar het verstand toegezonden. En de mens als zodanig is in staat zich het ontvangen geestelijke goed ook met het verstand eigen te maken en het ook aan de medemens begrijpelijk uit te leggen. Dit is een proces dat op zich eenvoudig en ongecompliceerd is. Het wordt alleen door de wereldse mens niet begrepen, omdat hij voor gewaarwordingen van de ziel geen begrip heeft. En daarom probeert hij voor zichzelf het denkwerk ook alleen zuiver organisch te verklaren. Maar waar de gedachte eigenlijk vandaan komt, is hem vreemd. En een uitleg daarover is voor hem onaanvaardbaar, omdat hij het geestelijke al helemaal niet erkent. Omdat hij alleen datgene erkent, wat hij kan zien of vastpakken. Maar God geeft steeds weer een bewijs van krachten die het menselijke verstand niet vermag te verklaren. En over alles geeft Hij opheldering door Zijn woord. Wie het woord Gods tot zich laat spreken, zal over een omvangrijk weten beschikken. Want er bestaat niets wat de mens vreemd blijft, die door het woord zich door Hem laat onderrichten. En zo kan de mens zijn kennis uitbreiden. Hij kan tot alles doordringen en zich opheldering verschaffen waarover hij opheldering wenst. Want van God uit zijn de mens geen grenzen gesteld, zodra hij zich met de Gever van het weten en de waarheid in verbinding stelt en zich door Hem laat onderrichten. Zodra hij gelooft dat God zelf tot hem spreekt door het hart. Amen |