BD.4488
17 november 1948
Hemel en hel
Wie zich aan Mij geeft, laat Ik eeuwig niet meer vallen. Maar wie volhardt weerstand te bieden tegen Mij, bevindt zich in groot gevaar de kracht van mijn liefde te moeten ontberen en in zijn oersubstantie te verharden, een uitermate kwellende toestand die Ik graag wil voorkomen. Deze waarheid nu, die vanaf het begin voor de mensen niet geheim werd gehouden, heeft het begrip "hemel en hel" doen ontstaan, een gelukzalige en een ongelukkige toestand, die in de voorstelling van de mens ruimtelijk begrensd is, tot tenslotte de eigenlijke waarheid - de toestand - in de voorstelling van de mensen afnam en alleen nog de plaats bleef bestaan die door de fantasie in alle kleuren werd afgeschilderd en er daardoor voor veel verkeerde gedachten een plaats werd ingeruimd, zodat de waarheid geheel misvormd is en de mens niet meer weet wat eigenlijk hemel en hel betekent.
Leven en dood zijn hemel en hel. Vlijtige, gelukkigmakende bezigheid in het stralendse licht is leven; krachteloosheid, onmacht en diepste duisternis is dood. En elke toestand kan voortdurend hoger of lager worden, toe- of afnemen, tot het hoogste doel bereikt is, gelukzalige samensmelting met Mij, óf het neerstorten in de diepste diepten, een eindeloos verre verwijdering van Mij. Onvoorstelbaar is de gelukzaligheid, onvoorstelbaar de kwelling en het leed der verdoemden die eeuwigheden smachten en geen kracht meer hebben zich te verlossen. Deze zielen zult u moeten gedenken.
Verkeerd is de leer dat er geen verlossing meer uit de hel bestaat, dat deze zielen voor eeuwig door Mij zijn verdoemd. Niet Ik verdoem hen, maar zij zelf hebben de verdoemenis gekozen. Niet Ik stort hen in de diepte, maar zij zelf hebben op de diepste afgrond aangestuurd. Maar mijn liefde zal niets voor eeuwig in deze verre verwijdering laten en daarom bestaat er ook een verlossing uit de hel, omdat Ik ook voor deze wezens ben gestorven aan het kruis en hun schuld op Mij nam omdat mijn liefde groter is dan mijn toorn, dan mijn gerechtigheid. Ook de hel zal haar laatste slachtoffer moeten loslaten. Dat wil zeggen: ook de meest vaste materie zal eens worden opgelost en het geestelijke daarin zal vrij worden met het doel op te klimmen naar het leven. Want de hel, zoals u mensen die zich voorstelt, bestaat niet als een eeuwig brandende vuurhaard, ze is geen plaats die de verdoemden bevat. De hel is een toestand waarvan de kwellingen niet te beschrijven zijn, een toestand die op aarde daarmee begint dat mensen Mij niet erkennen, dus met Mij breken en zonder de kracht van mijn liefde blijven. Ze leven dan wel nog het lichamelijke leven zonder Mij en ervaren de krachteloze toestand die de verwijdering van Mij met zich mee brengt nog niet als kwelling, doch zodra het lichamelijke leven ten einde is, beginnen de kwellingen: het bewustzijn totaal geen kracht meer te hebben en er toch te zijn.
In het begin is er nog de mogelijkheid, in het hiernamaals de weerstand op te geven als de ziel gehoor schenkt aan de denkbeelden van wetende wezens. Maar slechts zelden worden deze mogelijkheden benut en de ziel zinkt steeds dieper en de verwijdering van Mij wordt steeds groter. De krachteloosheid neemt toe tot uiteindelijke verharding, tot de hernieuwde kluistering in de meest vaste materie. Dan is er een eindeloos lange ontwikkelingsperiode voorbijgegaan, zonder resultaat voor het eertijds in de materie gekluisterde en nu vrije geestelijke, dat als mens uit eigen aandrang ernaar moet streven vrij van elke materiële keten te worden. Dat het nu gefaald heeft, is zijn vrije wil, want Ik laat het waarlijk niet ontbreken aan rechtstreekse aanmaningen en waarschuwingen. Maar de hel heeft een veel grotere aantrekkingskracht dan de hemel en de mens streeft met de grootste ijver toch weer naar de materie die de ziel allang had overwonnen. En die is nu ook zijn lot: ze wordt weer het omhulsel van het geestelijke dat bij zijn laatste wilsproef faalde.
De hel heeft haar poorten wijd geopend en vrijwillig gaan talloze zielen door deze poorten, de duisternis in. De hel zal triomferen. Dat wil zeggen: haar vorst heeft getalsmatig veel succes. Echter, Ik ontwring hem al deze zielen die Ik weer invoeg in de nieuwe schepping en Ik ontneem mijn tegenstander elke macht over dit wezenlijke doordat Ik hem eveneens midden in de aarde kluister. Dat wil zeggen: het meest vaste omhulsel wordt hem als keten gegeven, die hij niet eerder kan verlaten dan dat hij door de wil der mensen weer aan de macht komt, doordat de mensen weer materiële goederen begeren en zich meer en meer van Mij verwijderen. Dan strijdt hij weer om de zielen en deze strijd is toegelaten, opdat de zielen zich waarmaken en kiezen voor Mij of voor hem, want zonder juiste beslissing kan geen mens zalig worden.
Amen |