BD.4444
27 en 28 september 1948
De liefde van God - Kan God lijden?
Hij die zich aan u bekendmaakt uit overgrote liefde, tracht
u met alle volharding te winnen en Hij geeft u niet op, omdat u van Hem
bent sedert eeuwigheid. Zijn liefde is onveranderlijk, ze is echter ook
wet in zichzelf, dat wil zeggen: alleen liefde kan zich voegen bij liefde en daar
God de eeuwige Liefde zelf is, verlangt Hij ook naar liefde en tracht
daarom al Zijn schepselen te vormen tot liefde, opdat Hij zich met hen
kan verenigen. En dus tracht Hij de liefde van Zijn schepselen te winnen
en heeft eeuwig geen ander doel, omdat de vereniging in liefde gelukzaligheid
betekent voor het schepsel en ook de vreugde van God voortdurend verhoogt.
God is volmaakt en als volmaakt Wezen in staat onbegrensde gelukzaligheid
te geven, zoals Hij echter omgekeerd deze ook van Zijn schepselen wil
ontvangen, die uit de kracht van Zijn liefde zijn voortgekomen. Gelukzaligheid
bereiden stelt echter steeds liefde voorop. Als dus God naar de liefde
van zijn schepselen verlangt, omdat Hij zich aan hen wil schenken, moet
het ontberen van de liefde ook de gevende liefde beperken, dus hoewel
ze niet kan afnemen, wordt haar kracht toch begrensd, wat ook verminderd
geluk betekent, bij de volheid van de goddelijke liefde pas dan vermeldenswaard
wanneer nagenoeg alle schepselen zich van Hem afkeren, dus Hem hun liefde
onthouden, een toestand die zich aan het einde van een verlossingsperiode
in de schepping voordoet.
(28 september) Dan neemt een onvergelijkbaar verlangen de plaats in van
vreugde, dat weliswaar niet, zoals op aarde vol leed is, evenwel vergrote
wil om te helpen en overgrote barmhartigheid in werking zet. God kan nooit
lijden, toch zal de zich vergrotende verwijdering van Zijn wezens van
Hem toenemende ontplooiing van Zijn kracht tot gevolg hebben, dus onophoudelijk
zal de liefde Gods de liefde van Zijn schepselen trachten te winnen,
omdat Hij hen niet opgeeft, al gaan daar eeuwigheden overheen, tot ze
zich in liefde naar Hem toekeren.
Een toestand van lijden zou zich alleen dan voordoen, wanneer, wat eens
uit de liefde van God zijn oorsprong had, voorgoed aan Zijn tegenstander
verloren zou zijn, wat echter nooit mogelijk is, omdat de volheid van
de goddelijke liefde niets verloren laat gaan, ja zelfs Zijn tegenstander
zelf (terug) wint, al is het ook na eindeloos lange tijd, waar menselijk
geen schatting meer voor mogelijk is.
Dat de liefde van God ooit minder wordt, moet helemaal terzijde worden
geschoven, want liefde is zo iets geweldigs dat ze alles voor elkaar krijgt
en de kracht van de goddelijke liefde voldoende zou zijn, Zijn schepselen
meteen aan Hem te binden als Hij ze in totale volheid werkzaam zou laten
worden. Maar Zijn vreugde wordt groter als Zijn schepselen zelf naar Hem
komen en Hem hun liefde aanbieden. En daarom werkt Hij slechts in geringste
mate op hen in, steeds trachtend de wil aan te sporen dat deze ernaar
streeft op Hem gericht te zijn.
Keert de wil van de mens zich van God af, dan vermindert ook de kracht
van Gods liefde, maar geeft hem toch niet op. Het dingen naar de liefde
van Zijn schepselen is eveneens een daad van geluk, wat de mensen weliswaar
pas dan begrijpelijk is wanneer ze zelf de liefde beantwoorden, die ook
nooit zal ophouden te trachten de liefde van de ander te winnen.
Vervulde liefde is gelukzaligheid, maar onbeantwoorde liefde een toestand
van vereenzaming die zich doet gevoelen als krachteloosheid of een grotere
kracht voortbrengt, al naar de sterkte van de liefde, om welke reden de
wezens van het lichtrijk voortdurend in liefde werkzaam kunnen zijn, ofschoon
ze vaak op weerstand stuiten van de kant van de mensen; omdat ze vervuld
zijn van liefde en ook onbeantwoorde liefde geen vermindering van hun
kracht is, veeleer een verhoogde aansporing om actief te zijn. De mensen
op de aarde hebben nog toevoer van kracht nodig, die tot hen komt door
liefde en daarom betekent voor hen gebrek aan liefde ook gebrek aan kracht
en energie en wordt dus als toestand van lijden ondervonden. Maar het
bewustzijn blijft de mens altijd bij dat hij steeds zeker is van de liefde
van God, dat de liefde van de mens altijd wordt beantwoord als ze uitgaat
naar Hem en dat Zijn liefde de ware gelukzaligheid is voor ieder die ze
begeert.
Amen |