BD.4313
26 mei 1948
Het woord dat weerklinkt
Joh.14.21: "Wie mijn geboden kent en ze onderhoudt,
die is het die Mij liefheeft. Wie Mij echter liefheeft, die zal
door mijn Vader bemind worden, en Ik zal hem beminnen en Mij aan hem openbaren!"
Het verhevenste moment voor de mens in het aardse leven is het woord dat
weerklinkt te vernemen, als hij de uiting van mijn liefde in zijn hart
hoort als een gesproken woord. Want dan is mijn nabijheid merkbaar als
een stroom van licht, die het hart vervult en ook voor het bewustzijn
van de mens te vernemen is.
In welke rijpheid van ziel de mens zich dan bevindt, is van invloed op
de aard van het weerklinken van de innerlijke stem. Hij kan zich onbezorgd
aan het zalige gevoel overgeven als zijn ziel reeds ver gevorderd is,
zoals hij echter ook nog met innerlijk hindernissen te kampen kan hebben,
als hij zich nog in een lagere graad van rijpheid bevindt. Maar toch moet
hij reeds een bepaalde geestelijke rijpheid verkregen hebben, anders zou
hij nimmer de genade van het woord dat "weerklinkt" kunnen ontvangen.
Het is dus een proces van overdracht van licht en kracht in directe vorm.
Die mens staat zo innig met Mij in verbinding dat Ik Mij tegenover hem
kan uiten en door hem verstaan wordt, wat bij onrijpe zielen nooit het
geval zal zijn. Steeds echter moet Ik de kracht van mijn liefde indammen,
wil de mens geschikt blijven voor het aardse leven, en niet door 'n overweldigend
geluk iedere aardse verbinding verliezen. En daarom zullen het steeds maar
korte momenten zijn waarin Ik Mij hoorbaar uit, tot het aardse bestaan
van hem beëindigd is met wie Ik zo nauw in verbinding sta, dat Ik
hem mijn aanspreken waardig keur.
In de eindtijd echter heb Ik dienaren op de aarde nodig die zeer ijverig
voor Mij bezig zijn. En hun ijver beloon Ik, doordat Ik Mij aan hen op
zo'n wijze openbaar dat zij geen twijfel meer in hun hart kunnen koesteren,
omdat zij Mij trouw zijn, omdat zij geloven zonder te zien - en in dit
geloof voor Mij arbeiden.
Ik wil hen aansporen tot steeds ijveriger activiteit, maar kan Mij echter
dan pas hoorbaar uiten als hun geloof reeds zo'n standvastigheid bereikt
heeft dat zij onvoorwaardelijk aan mijn werkzaam zijn geloven, dat zij
de stem van de geest reeds tevoren vernomen hebben en hem als mijn stem
herkennen. Want nooit mag het woord dat weerklinkt een geloofsdwang voor
hen betekenen.
Het is de bekroning van een sterk geloof en voor het aardse leven het
begerenswaardigste, omdat het de mens onuitsprekelijk gelukkig maakt -
en de gedachte daaraan hem ongevoelig kan maken voor aards lijden en nood.
Zijn gelukzaligheid, zijn overtuigd geloof, versterkt ook de kracht van
het geloof van zijn medemensen, zodat dus zijn werkzaamheid onder de mensen
buitengewoon zegenrijk is en hij ieder werk waaraan hij begint, ook volbrengen
zal.
Wel kunnen de medemensen hem met twijfels confronteren. Wie echter mijn
woord hoorbaar in zich verneemt die kan niet meer twijfelen. En zodoende
beloon Ik de liefde en trouw van mijn dienaar, die zich voor Mij inzet,
en Ik geef hem op aarde reeds het geluk dat de wereld hem niet bieden
kan.
Amen |