BD.4310
22 mei 1948
"Zalig zij die niet zien en toch geloven!"
"Zalig zij die niet zien en toch geloven!". Het
is geen blind geloof dat door deze woorden van Mij gevraagd wordt - maar
bedoeld is het geloof zonder bewijzen dat Ik ook van mijn discipelen verwachtte,
maar niet vond. Dus sprak Ik tot hen: "Jullie geloven omdat jullie
zien, doch zalig zijn zij die niet zien en toch geloven!". Ikzelf
was hun een zichtbaar bewijs. Mijn wonderen overtuigden hen, mijn wijsheid
beseften ze en dus geloofden zij dat Ik Gods Zoon was en ze volgden Mij
na.
Hun geloof was wel ook een overtuigd geloof - de innerlijke stem vertelde
het hun wie Ik zou zijn en hun leven in liefde dat de reden was dat Ik
hen tot mijn discipelen koos, gaf hun ook de kracht dit in te zien en toch
twijfelden zij vaak aan Mij. En steeds weer kwamen er twijfels in hen
boven, en om ze te sterken maakte Ik Mij vrij vaak aan hen bekend. Ik
openbaarde Mij aan hen in mijn goddelijkheid, Ik verlichtte hun geest,
Ik opende hun innerlijk gezichtsvermogen zodat zij de schaar van engelen
konden zien die Mij dienden - en zo bevrijd werden van iedere twijfel
aan Mij - aan mijn goddelijkheid.
En toch was hun geloof zwak. Ik toonde Mij aan hen in alle kracht en steeds
weer wankelden zij, zodat Ik Mij steeds opnieuw aan hen moest openbaren,
omdat zij als mijn discipelen werkzaam moesten zijn, omdat zij mijn leer
moesten uitdragen en de mensen het evangelie zouden brengen en daarom
zelf diep gelovig moesten zijn - doch alleen omdat zij Mij zagen, geloofden
zij.
Ik echter prijs zalig die niet zien en toch geloven, want het geloof,
waarvoor geen bewijs te leveren is, is bij hen veel hoger te waarderen,
het kan alleen in het hart verworven worden door werken van liefde en
nadenken. Wel openbaar Ik mijzelf ook aan hen, doch alleen zo dat hun
geloof eerst de openbaring als zodanig herkent - terwijl deze zonder geloof
afgewezen kan worden.
Doch wie geloven wil zal het ook kunnen - omdat mijn geest in hem werkt
als hij maar in Mij gelooft als de Liefde, Wijsheid en Almacht - en als
hij leeft volgens mijn gebod van de liefde. Ik prijs hem zalig als hij
zich dit geloof eigen maakt, als er voor hem geen bewijzen nodig zijn,
als hij alleen maar het werkzaam zijn van de geest als bewijs laat gelden
dat evenzo betwijfeld kan worden maar dat wordt ingezien door hem die
in de liefde leeft - en die daarom eens zalig zal worden.
Amen |