BD.4081
10 juli 1947
Het berouw van de ziel in het hiernamaals
Voor de ziel in het hiernamaals is het bewustzijn zelf schuld
te hebben aan haar situatie en van elke mogelijkheid beroofd te zijn uit
eigen kracht haar toestand te veranderen, een vreselijke last. Maar dit
bewustzijn heeft ze pas dan wanneer zich in haar het verlangen voordoet,
voor verbetering te zorgen. Tevoren is ze apathisch, doet geen moeite
opwaarts of naar beneden te gaan, voelt alleen maar een kwelling zonder
weerga en is volledig willoos, tot er zich voor haar, door hulp van lichtwezens
die haar in vermomming naderen, weer een mogelijkheid voordoet met andere
zielen samen te komen, en nu in haar de drang ontwaakt, in een andere
omgeving te komen in het geloof dan ook aan de toestand vol van kwelling
ontsnapt te zijn. En nu wordt het haar pas duidelijk, dat ze datgene moet
inhalen, wat ze op aarde verzuimde, dat ze werkzaam moet zijn in liefde.
En nu ziet ze ook haar nutteloos leven op aarde in en de spijt over de
vele onbenutte gelegenheden is buitengewoon groot. Bij goede wil zal ze
spoedig een verbetering bemerken, want zodra ze berouw voelt, benut ze
ook elke gelegenheid in liefde bezig te zijn tegenover de noodlijdende
zielen, want een ziel die verhard is, keert zich meer naar beneden en
voelt ook nooit berouw over haar eigen schuld, omdat zo'n ziel door beïnvloeding
van kwade krachten nooit haar onrecht in kan zien en bijgevolg ook geen
spijt voelt. Pas het besef van haar schuld is in staat de ziel in het
streven opwaarts te gaan, aan te zetten. En dan begint ook het werkzaam
zijn in liefde, dat haar kracht toevoert om op te klimmen.
Het bewustzijn van haar schuld is steeds het gevolg van medelijden met
die zielen die net als zij, een toestand vol kwelling hebben te verdragen,
en deze opwelling levert de ziel al de hulp op van de lichtwezens, die
nu niet meer aflaten, tot ze de weg omhoog heeft gevonden en is opgegaan.
En hoe verder de ziel in het inzicht vordert, des te vlijtiger komt ze,
het in liefde werkzaam zijn in het hiernamaals na en biedt al diegenen
hulp die nog lager staan dan zij, omdat ze hun kwellingen kent en ze graag
zou willen helpen die voor hen te verminderen.
En dit bezig zijn in liefde laat nu de eigen wroeging zwakker worden,
en ze heeft nu toch de mogelijkheid rijper te worden, en ofschoon ze ook
nooit de hoogste graad kan bereiken, het kindschap Gods, dat alleen door
een leven in liefde op aarde kan worden verworven, is ze toch gelukzalig
in het bewustzijn, God, die ze nu boven alles liefheeft, te kunnen dienen
tot in alle eeuwigheid.
Amen |