BD.4060
9 juni 1947
Voorwaarden voor het werkzaam zijn van de geest - Verbondenheid met God door liefde
Vanuit alle gebieden kunt u weten in ontvangst nemen als u dit begeert en u door de stem van de geest laat onderrichten. Maar voorwaarde is dat u eerst vervult wat Ik van u vraag, wat u door mijn dienaren bekend wordt gemaakt: dat u dus mijn liefdesleer aanneemt en er naar handelt. Dat is de vereiste om dan ook in diep weten door te dringen. Ontvangt u door menselijke onderrichtingen hetzelfde weten zonder tevoren werken van liefde te hebben verricht, dan zult u er niets mee weten te beginnen. U zult het ook niet levend kunnen doorgeven aan uw medemensen, want daar het zelf nog geen ingang heeft gevonden in uw hart, ontbreekt u daarover zowel de gave van het uiteenzetten ervan als ook de ijver van de innerlijke overtuiging, en het sterft volledig zonder effect weg aan de oren van degenen die het aanhoren, wanneer niet het als voorwaarde gestelde liefdewerk de toehoorders in staat stelt, de wijsheden met hart en verstand op te nemen. Dan werkt mijn geest zoals in die mensen. Hij wordt door de geest in zich onderricht, ook al is het door de mond van degene die zelf vol begrip is voor datgene wat hij doorgeeft.
De juiste instelling tot Mij, tot mijn geboden, is de belangrijkste voorwaarde voor standvastig waarheidsgetrouw weten, ongeacht de manier waarop en de vorm waarin dat wordt aangeboden. En daarom kunnen deze bekendmakingen die als geestelijk gedachtegoed de mensen worden overgebracht vanuit het geestelijke rijk, nooit worden getoetst door een mens bij wie de hoofdzaak ontbreekt: de verbondenheid met God door de liefde. Een rechtvaardig onderzoek en rechtvaardig oordeel vereist onherroepelijk het werkzaam zijn van de geest en mijn geest is alleen daar werkzaam, waar elke inwerking van de kant van de tegenstander is uitgeschakeld, waar de goddelijke geestvonk de verbinding met de Vadergeest van eeuwigheid tot stand brengt, wat alleen door een vormen tot liefde mogelijk is.
In elke levenssituatie kan de mens zich tot liefde vormen en daarom kan ook ieder mens zijn geest werkzaam laten worden. Maar ook het opnemen van het geestelijk goed moet geoefend worden, daar anders de stem van de geest niet waarneembaar is, zoals ook acht moet worden geslagen op de gedachten, als de geest zich niet hoorbaar kan uiten. Het is geen taal van de wereld die de geest gebruikt. Het zijn woorden van licht en liefde die een goede Vader tot Zijn kinderen spreekt, woorden die inzicht overbrengen, diepe kennis en de zuiverste waarheid en die Gods grote liefde kenbaar maken. En dus moet het hart deze woorden opnemen, want het verstand alleen kan wel de inhoud tot zich nemen, maar deze nooit ten diepste begrijpen, omdat het goddelijke woord moet worden gevoeld en niet alleen maar mag worden aangehoord.
En dit is een aangelegenheid van het hart, daar anders de liefde Gods niet herkend en dus ook niet werkzaam kan worden. Het menselijke hart is de zetel van het gevoel, dat wil zeggen: de ziel deelt zich door het hart mee aan het lichaam en dus zal ook de geest zich door het hart uiten. De geest voegt zich in, in het gevoelsleven van de ziel en wil zo eveneens aan het lichaam ten gehore worden gebracht. Hij wil zich in zekere zin met de ziel verenigen om eensluidend werkzaam te zijn. Hij wil de ziel naar de overkant trekken in het geestelijke rijk en ook het lichaam volgzaam maken aan zijn wil. De mens moet dus meehelpen aan deze vereniging van het lichaam met de ziel. Hij moet willen dat hij door de geest in zich toebedeeld wordt, dat hij onderricht wordt, en er alles aan doen om de stem te vernemen, wat pas mogelijk is wanneer hij door een onbaatzuchtig leven in liefde zijn ziel zo heeft gevormd, dat ze zich meer naar de geest dan naar het lichaam over buigt, dat ze door het hart wordt gedreven licht en liefde te begeren, opdat nu haar verlangen wordt vervuld. Want dat is voorwaarde, dat naar gaven van de geest wordt verlangd.
Het verstand alleen echter zal wel onderzoeken en oordelen, maar wordt nooit beïnvloed door het gevoel. Het verstand alleen eist bewijzen, die niet in geestelijke waarheden kunnen worden geleverd, maar het hart stelt zich tevreden en laat zijn gevoel als bewijs gelden en zal daarom betrouwbaarder en juister oordelen en de waarheid als waarheid inzien. Het bezit bijgevolg een vaardigheid waarop het verstand geen aanspraak kan maken. En zo is het dus begrijpelijk dat alleen dan juist kan worden geoordeeld over de resultaten van het werkzaam zijn van de geest, wanneer de onderzoeker zelf de geest in zich om raad vraagt en wanneer hij zich diens uitingen waardig maakt, dat wil zeggen: aan alle voorwaarden voldoet die hem het werkzaam zijn van de geest opleveren. Want nu verdiept zich ook zijn weten en wordt omvangrijk. En hem worden alle verbanden duidelijk, die hij met alleen verstandelijk denken nooit doorgronden kan.
Want God verbergt zich voor de mensen die nog ver van Hem afstaan, opdat ze tot Hem komen en Zijn hulp afsmeken, dat ze Hem aanroepen om verlicht denken, want deze roep komt uit het hart en zal ook het hart brengen wat nuttig is voor de ziel om zich te verenigen met haar geest. Het hart zal liefde en genade mogen ontvangen en nooit met lege handen vertrekken als het zich openstelt door innig gebed tot God - Die dit steeds zal verhoren.
Amen |