Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.4026
20 april 1947

Wezens van de stralende hemellichamen - Engelen - Kindschap Gods

In welke overvloed de eeuwige Godheid Haar liefdekracht in de oneindigheid uitstraalt, kan door een mens niet in zijn volle omvang beseft worden, zolang hij nog op aarde vertoeft, want hij kent alleen maar de hem zichtbare scheppingen, die slechts een nietig deeltje van de totale schepping uitmaken. God echter behoudt de hele schepping door het doen toekomen van Zijn liefdekracht. Ontelbare scheppingswerken zijn derhalve dragers van Zijn kracht, ontelbare hemellichamen dragen wezens die daarop belichaamd zijn, wier leven door het toestromen van Zijn kracht verzekerd is. En aan al deze wezens laat Hij zich zien als Schepper en Behoeder, zodra ze een bepaalde graad van rijpheid bezitten, die hun het vermogen oplevert om zaken te doorzien. Meestentijds zijn het wezens van hogere intelligentie, niet te vergelijken met de mensen van deze aarde, die weliswaar op een lagere trap van ontwikkeling staan, echter het hoogste doel dat mogelijk is, kunnen bereiken: het kindschap Gods, dat op andere scheppingen niet mogelijk is te verwerven. Maar in kennis en inzicht zijn ze verder gevorderd dan de mensen van deze aarde.

Ze worden door geestelijke wezens uit het lichtrijk geleid en op een ver gevorderd niveau van weten gebracht, ze zijn ook in staat dit weten te benutten en zijn geestelijk uitermate actief, omdat in hen de opvatting van gelijkheid en harmonie sterk ontwikkeld is en ze elke ongelijkheid als gebrek aan rijpheid en gebrek aan geestelijke betekenis van de schepselen aanzien. En ze proberen dit op te heffen door 'n weten over te dragen dat hun wordt toegestuurd op een manier dat het door hen ook als van goddelijke oorsprong herkend en erkend wordt. Dus zijn die wezens ook met God verbonden, die zij als hoogste Geest van eeuwigheid erkennen, beminnen en aan wiens wil zij zich proberen aan te passen. Hun levenswandel is ook in overeenstemming met Gods wil, in zoverre dat die niet in liefdeloosheid wordt geleid, veeleer broederlijke liefde de wezens steeds met elkaar verbindt, die hun hoogste plicht zien in het uitdelen aan diegenen die niet bezitten wat hen gelukkig maakt. Dus staan ze zogezegd ook in het licht.

(20 april) En toch zijn het wezens die nog tot volle ontwikkeling moeten komen, die de weg naar de hoogste voltooiing nog moeten gaan, want wat zij bezitten is niet door eigen werkzaamheid van de wil verworven, maar hun als voorstadium gegeven om tot deze vrije wilsproef te komen als ze een andere ontwikkelingsgang gaan dan de mensen van deze aarde, wier zielesubstanties zich vanuit de diepte omhoog moesten ontwikkelen ten gevolge van hun vroegere afval van God. Er zijn ook oergeschapen geestelijke wezens die God niet ontrouw waren, maar hun wil nog niet hebben beproefd in dit opzicht, dat hun alle prikkels van de tegenstander van God voor de geest worden gesteld en zij hieraan weerstand moeten bieden. Pas dan heeft een wezen de weg naar de hoogste volmaaktheid betreden, als het deze proef op aarde heeft doorstaan.

Er bestaan ontelbare scheppingen, ontelbare graden van rijpheid kunnen worden bereikt door het leven op deze scheppingen, ontelbare mogelijkheden worden voor de geestelijke wezens ontsloten en alle zijn het scholen van de geest, echter verschillend in het werkzaam zijn en de omstandigheid ervan. En de wil van God om vorm te geven heeft geen grenzen en Zijn gedachten worden ononderbroken omgezet in daden, in vormen en de kracht van Zijn liefde brengt deze vormen, die alleen door Zijn wil duurzaam gemaakte gedachten zijn, ononderbroken tot leven.

Alle wezens van de geschapen hemellichamen zijn gelukkig en toch is de staat van geluk verschillend en begrensd. Maar leed is alleen op de aarde de metgezel van de ziel en in sterkere mate in de gebieden in het hiernamaals, waar de zielen vertoeven die hun aardse levensproef niet hebben doorstaan, die faalden in vrije wil, terwijl de wezens van de stralende hemellichamen God nooit serieus weerstand hebben geboden en daarom ook het leed van hen wordt weggehouden, tot ook zij de weg over de aarde gaan om de wilsproef af te leggen, om de hoogste graad van volmaaktheid te bereiken.

Gods liefde, licht en kracht vult de hele oneindigheid en onvoorstelbaar voor de mens zijn de veelzijdigheid van al die scheppingen, het leven van de bewoners en de ontwikkelingsmogelijkheden die het geestelijke geboden zijn om onuitsprekelijk zalig te worden. Het hele universum is vervuld met de kracht van God, het zichtbare en het onzichtbare heelal is een product van de wil van Zijn liefde, het is geschapen voor het rijp worden van het nog onvolmaakte geestelijke en voor de positieve ontwikkeling van datgene, wat in de diepte verdwaald is en naar God terug moet keren. De aarde heeft echter een bijzondere bestemming - alleen die biedt de mogelijkheid aan het op haar belichaamde geestelijke om het kindschap Gods te bereiken, de hoogste graad van volmaaktheid; en daarom moeten ook de zuiverste engelen deze weg gaan om kinderen Gods te worden, wat het doorstaan van een wilsproef vereist, die alleen maar op aarde kan worden afgelegd. Dan echter zullen er meest gelukzalige wezens verblijven in Gods nabijheid, die volmaakt zijn en scheppen kunnen en vorm geven in vrije wil, die ook Gods wil is, door gebruik te maken van de kracht uit God, zoals het in 't allereerste begin zo was voorbestemd.

Amen