BD.3997
11 maart 1947
De afval van God en de weg van de terugkeer - Licht en duisternis
U bent voortgekomen uit het lichtrijk en wandelt nu in de duisternis, en dat door eigen schuld. God is het Licht van eeuwigheid en dus was Hij de Oorsprong. En wat van Hem afkomstig was moest weer licht zijn, want het licht straalt uit en verspreidt licht. En toch is wat van Hem afkomstig was in de duisternis gezonken. Het verloor zijn stralingskracht, omdat dit het oerlicht wilde ontvluchten, omdat het zich niet wilde laten spijzigen door de eeuwige Oerbron van licht en omdat het zichzelf zag als vol van licht en geen toevoer van licht nodig meende te hebben, omdat het zich tegenover God machtig waande, dus aanmatigend was.
Niet de onwetendheid gaf aanleiding aan het vol van licht zijnde om aanmatigend tegen God te zijn, want het had het hoogste weten, maar juist dit weten was, daar het alles omvattend was, aanleiding voor zijn aanmatiging. En daarom was zijn aanmatiging een zonde tegen God van de grootste betekenis, want de schepselen Gods trachtten hun Schepper, het hoogste en volmaaktste Wezen te kleineren. Want ze erkenden Hem niet meer. Ze werden zondig en vielen in de duisternis, dat wil zeggen in een toestand zonder licht waar hun elk inzicht, elk weten verloren ging.
God trok Zijn liefdeskracht terug van het geschapene dat Hem wilde ontvluchten. Hij ontnam het wat de reden was van zijn aanmatigend denken: het weten, en bijgevolg het inzicht wat het was en wat het moest zijn. Maar Hij gaf het ook de mogelijkheid weer tot inzicht te komen en in zijn oertoestand terug te keren, omdat het niet overeenstemt met Zijn liefde en wijsheid, van het door Hem geschapene voor eeuwig gescheiden te zijn. Het kan zich vrij maken van de grote zonde van de afval van God en daardoor ook weer terugkeren in de toestand van licht, maar dan moet het elke aanmatiging opgeven. Het moet de nabijheid van God nastreven. Het moet weer Zijn kring van licht en liefde binnengaan en zich laten doorstralen. Het moet de duisternis willen ontvluchten en licht begeren.
Maar u mensen die het van God afgevallene belichaamt, u gaat nog voort in de diepste duisternis. Want uw wil stuurt niet op God aan en daarom gaat u ook niet Zijn kring van licht binnen en u bent nog ver van God verwijderd. U schuwt het licht en u blijft zonder weten, zonder enig inzicht. En toch bent u in staat de afstand tot God in korte tijd op te heffen, een kloof te overbruggen die u zich zelf hebt geschapen, want God staat u op elke wijze bij met Zijn liefde en genade om u naar de oertoestand te leiden die u vrijwillig hebt verlaten. Maar u zult deze ook vrijwillig weer moeten trachten te bereiken. Hij kan u niet tegen uw wil worden teruggegeven, daar u anders onvolmaakt zou blijven tot in alle eeuwigheid.
Hebt u echter de wil om naar de Oorsprong van het licht terug te keren, streeft u zelf naar het licht, dan zult u daar ook in slagen. Dan bereikt u de toestand van het inzicht. U wordt wetend, dat wil zeggen: u verkrijgt het verloren weten terug en u geeft nu elke aanmatiging op. U komt dichter bij God in deemoedige liefde en Zijn oneindige liefde - die Hij u nooit heeft onthouden - neemt u weer aan en leidt u naar uw bestemming van weleer. U zult mogen werken in volheid van licht en kracht en u zult onvoorstelbaar gelukzalig zijn.
U mensen op aarde, ontvlucht de duisternis. Zoek het licht. Wend u naar waar een zwak lichtschijnsel is en stap in dat schijnsel, en het zal steeds sterker worden, tot u omstraald bent door het sterkste licht. Neem deze aanmoediging serieus, want nooit zult u zich in de duisternis goed voelen. Want na uw overlijden zult u ze als onuitsprekelijke kwelling voelen en alleen het licht zal u gelukzaligheid bereiden, maar dan zal het voor u heel wat moeilijker zijn het licht te bereiken.
Benut daarom de tijd op aarde. Streef naar inzicht, stuur op God aan, het eeuwige Licht, en laat u door Hem weer in de toestand van inzicht plaatsen. Nader in liefde en deemoed weer de Schepper en Vader van eeuwigheid, en Hij zal u aannemen en u helpen de gelukzaligheid te bereiken, die u alleen vindt in de vereniging met het Oerlicht waar u eens uit voortgekomen bent.
Amen |