BD.3950
2 januari 1947
Oorzaak en krachten van de ontbinding van de aarde (Atoomenergie)
Alle voorwaarden om een nieuwe aarde te scheppen moeten voorhanden zijn eer de oude aarde wordt ontbonden, eer er een totale verandering van haar buitenkant kan plaatsvinden. De gehele aarde moet in zekere zin een ontbindingsproces doormaken dat al het in haar gebonden geestelijke vrijgeeft, opdat dit weer tot nieuwe scheppingen gevormd kan worden waarin een verdere ontwikkeling van het geestelijke mogelijk is. Het proces van de laatste verwoesting moet dus zo geweldig van aard zijn dat van een totale ontbinding van de materie gesproken kan worden. Niet slechts enkele delen kunnen erdoor getroffen worden, maar in het binnenste van de aarde moeten uitbarstingen plaatsvinden die zich in alle richtingen uitbreiden zodat het gehele aardoppervlak daardoor getroffen wordt. Dat dus niets blijft bestaan wat er eerst was, maar alles tot in detail wordt ontbonden.
En daartoe geven de mensen zelf de aanleiding. Ze schieten door op wetenschappelijk vlak en kunnen de gevolgen met hun verstand niet overzien. Ze kennen de natuurwetten en hun uitwerkingen niet voldoende om zulke gebieden te kunnen onderzoeken - en ze stellen zodoende krachten in werking waarvan ze zelf niet meer in staat zijn die te bezweren. Maar Ik hinder hen niet, want ook dit menselijk willen heb Ik in mijn heilsplan van eeuwigheid betrokken, omdat dan ook de tijd is afgelopen die het geestelijke was verleend voor de verlossing.
Het proces van de laatste verwoesting zal dus wel door menselijk willen in werking worden gezet, maar in zoverre ook beantwoorden aan mijn wil omdat daardoor ook de positieve ontwikkeling van het geestelijke mogelijk wordt gemaakt dat tot op heden nog in de vaste vorm gekluisterd is en verlangt actief te worden, anders zou Ik deze experimenten wel kunnen laten mislukken om de mensen van hun voornemen af te brengen. De proefnemingen zullen derhalve lokaal plaatsvinden, maar geen grenzen kennen omdat de opgewekte kracht niet meer kan worden ingedamd, ze daarom in alle richtingen haar uitwerking zal hebben. Want de aarde heeft een beperkt gebied terwijl de opgewekte kracht geen begrenzing kent, zo valt alles haar ten offer wat door haar wordt getroffen.
Voor u mensen is de uitwerking van dit proces onvoorstelbaar. Bovendien zal deze zich in een tijdsspanne afspelen die u elke mogelijkheid om na te denken belet - tenzij u tot de kleine schare van de mijnen behoort voor wier ogen zich het laatste werk van vernietiging afspeelt omdat het mijn wil is dat ze getuige zijn van het einde van deze aarde. U kunt er echter een beetje beeld van krijgen, wanneer u zich voorstelt dat er een explosie plaatsvindt die niets laat blijven bestaan van alles wat bijeengevoegd is, die dus alles totaal vernietigt en in de kleinste atomen uiteen doet vallen. Maar aan dit proces, dat maar een korte tijd vergt, gaan schokken en het uitbreken van vuurhaarden uit de aarde vooraf die meer dan voldoende zijn om de mensen in de grootste paniek te laten raken omdat ze een zekere dood voor ogen zien. En nu is ook te begrijpen dat niets meer achter kan blijven, dat er geen schepping blijft bestaan maar alleen nog materie overblijft die in kleinste atomen is ontbonden, die door Mij opnieuw gevormd wordt krachtens mijn wil en mijn macht, tot nieuwe scheppingen die door u niet voor te stellen zijn, waarin de ontwikkeling van het geestelijke weer voortgang vindt.
En weer zullen er scheppingen bestaan in verschillende graden van hardheid, doch de hardste materie bevat het geestelijke dat als mens de oude aarde bewoond heeft maar op zijn geestelijke ontwikkeling totaal geen acht sloeg. Want hun zielen kunnen in het geestelijke rijk geen verdergaande ontwikkeling verwachten. Ze moeten de gang door de gehele schepping afleggen, en dus begint er een nieuwe ontwikkelingsperiode zodra de tijd vervuld is, zodra de menselijke wil zich zodanig vergaloppeert dat deze krachten in werking wil stellen die een andere graad van geestelijke rijpheid vereisen om die te beheersen dan die de mensen aan het einde van deze verlossingsperiode bezitten en die daarom niet meer geestelijk opbouwend, maar slechts nog vernietigend tot uiting zullen komen.
Amen |