BD.3910
21 oktober 1946
Liefde is opbouwende kracht - Liefdeloosheid is verwoestende
kracht
De sterkst drijvende kracht op aarde moet zijn de liefde.
Als echter de hebzucht, die voortkomt uit eigenliefde, groter is dan de
liefde, bereikt de mens het doel van zijn aardse leven niet en zijn belichaming
op aarde levert hem geen geestelijk resultaat op. En daarom kan aan de
mens niet ernstig genoeg de liefde worden verkondigd, die het enige doel
in zijn aardse leven is. Want het bestaan als mens is maar een korte fase
in de positieve ontwikkeling van het geestelijke, die echter ook de eindeloos
lange tijd van de ontwikkeling tevoren teniet kan doen, als de mens in
vrijheid van wil zich niet de goddelijke wet van liefde tot basisprincipe
van zijn aardse leven maakt. Het gebod van de liefde moet steeds weer
als goddelijk gebod aan de mensen worden voorgehouden, opdat ze dit in
acht nemen en ernaar leven. En als het dus veronachtzaamd of geringschat
wordt, handelt de mens in strijd met de goddelijke ordening en dit heeft
steeds een duidelijk herkenbare uitwerking. Alles treedt buiten de harmonie
van de ordening, tot leedwezen van de mensen zelf, die zonder liefde voortleven.
Want zelfs een schijnbare ordening van uiterlijke levensomstandigheden
wordt alleen door vergrote liefdeloosheid in stand gehouden, die steeds
schade zal aanrichten voor de medemensen, aan hem zelf of aan diens bezit.
Al het denken, spreken en handelen, waarin geen liefde is, zal nadelige
gevolgen hebben voor ziel en lichaam van diegene, die zonder liefde voortleeft.
Maar het zal tegelijkertijd, als tegen de naaste gericht, ook deze schade
berokkenen, en dus liefde dodend, maar niet liefde opwekkend zijn. Want
elke liefdeloosheid is een drijvende kracht, die een verwoestende uitwerking
heeft, in tegenstelling tot de liefde, die in zich een kracht is, die
opbouwt en behoudt. Want ze is goddelijk en al het goddelijke is leven
gevende kracht. Dus de liefdeloosheid, als volledig het tegengestelde,
is een kracht, die naar de dood leidt.
Het vooreerst onwetende wezen, de mens bij het begin van zijn weg over
de aarde, moet daarom in kennis worden gesteld van de zegen van de liefde,
evenals van de verderf brengende liefdeloosheid. Hij moet worden voorgelicht
en de liefde moet hem als het meest waardevolle om na te streven op aarde
worden voorgesteld. En als hij tegen het gebod van de liefde zondigt,
moet hij bij zichzelf de uitwerking van de liefdeloosheid ondervinden.
Daarom zal God nooit en te nimmer verhinderend ingrijpen, als de mensen
helemaal zonder enige liefde handelingen volbrengen, die tegen iedere
goddelijke ordening zondigen, want de liefde moet vrijwillig worden beoefend
en dus kan de wil van de mens niet beknot worden, opdat hij aan de uitwerkingen
van zijn liefdeloos handelen, spreken en denken leert inzien, hoe ver
hij zich van de eeuwige ordening heeft verwijderd en vanzelf zijn weg
terugzoekt, opdat hij in vrije wil zal veranderen tot liefde.
En daarom wordt ook de verwoestende uitwerking niet afgezwakt van God
uit en kan er vandaar alleen een toestand van de grootste nood en lichamelijk
kwelling op aarde zijn, wanneer de liefde onder de mensen is verdwenen,
zoals echter ook het werkzaam zijn in liefde het grootste leed lenigt
en de mensen de juiste weg toont om ook geordende levensomstandigheden
tot stand te brengen, als ze maar bereid zijn om in liefde werkzaam te
zijn. Want onbaatzuchtig werkzaam zijn in liefde brengt wonderen tot stand.
En waar de liefdeloosheid in grote mate vernieling heeft veroorzaakt,
daar kan het werkzaam zijn in liefde volledige compensatie verschaffen
en de mensen, die zich de eeuwige wet van liefde tot grondbeginsel maken,
zoals het Gods wil is, zullen in de ordening leven. Maar alleen
de liefde herstelt deze ordening, want zij alleen is de kracht die schept,
die levend maakt en behoudt. Zij alleen is de kracht die gelukkig maakt
en de mensen naar hun einddoel voert. Zij alleen levert hen resultaat
op, ter wille waarvan de mens op aarde leeft. Hij ontwikkelt zich positief,
hij komt nader tot God, die de eeuwige Liefde is, en zijn ziel verenigt
zich met Hem door de liefde.
Amen |