BD.3768
12 mei 1946
Het tweede nederdalen van Christus
Mijn nederdalen uit de hoge op aarde gebeurde in een tijd van algehele ontwrichting van het denken, in een tijd van grootste liefdeloosheid en diepst ongeloof. Het gebeurde in een tijd, waarin de mensheid totaal van God verwijderd was.
Toen kwam Ik zelf naar de aarde, om de mensen hulp te brengen in hun geestelijke nood. Niet de aardse noodtoestand van afzonderlijke mensen bracht Mij daartoe, maar alleen de geestelijke nood, want deze betekende een zekere ondergang voor eeuwige tijden. Ik kwam zelf bij hen, omdat het geschreven woord zonder uitwerking bleef op hun hart. Dus kwam Ik zelf en bracht hun het woord door de mond van de mens Jezus, in wie Ik verblijf nam en door wie Ik dus sprak, omdat zonder mijn woord niemand zalig kan worden.
En zoals het ten tijde van mijn komen uit de hoge op aarde was, zo is het weer op de aarde. Er is dezelfde grote geestelijke nood. Het is een toestand zonder hoop voor de mensheid, als haar geen hulp wordt gebracht. De liefdeloosheid heeft de overhand gekregen, het geloof is verstard en het geschreven woord heeft geen betekenis meer voor de mensen, want ze geven er geen navolging meer aan en kunnen zich daarom ook niet zelf bevrijden uit hun nood. En daarom kom Ik wederom naar de aarde, alleen vertoef Ik nu in de geest onder de mensen, zoals Ik het heb verkondigd, dat Ik bij de mijnen blijf tot aan het einde van de wereld.
Ik ben in de geest bij hen en geef Me in hen te kennen door de geest.
Ik breng hun weer mijn woord. Ik spreek tot de mensen en die van goede wil zijn, zullen mijn woord ook kunnen herkennen. En wat is wel begrijpelijker, dan dat Ik de mensen niet zonder hulp laat? En hoe anders kan hun hulp worden geboden, dan dat Ik zelf tot hen spreek? En daartoe moet Ik Me van een mens bedienen, Ik kan alleen door de mond van een mens spreken, om de toestand van de mensen niet erger te maken, dat wil zeggen hun vrijheid om te geloven van hen af te nemen, wat elke verbetering van hun geestelijke toestand zou uitsluiten. Mijn woord moet weer bij de mensen worden gebracht in alle zuiverheid, zoals het van Mij zelf uitgaat, opdat het ook bij de mensen werkzaam kan worden. En omdat Ik zelf het Woord ben, kom Ik zelf naar u toe, Ik vertoef geestelijk onder u. Ik daal weer af naar de aarde om hulp te brengen. En als Ik tot u spreek, stel Ik u ook in kennis van de tijd, die u tegemoet gaat. Want Ik wil, dat u op de hoogte bent van de grote verantwoordelijkheid die u voor uw ziel draagt. Daarom spreek Ik tot u, Ik wijs ook op het einde. Ik spoor u aan en waarschuw u, Ik geef u raad en opheldering over alles wat te weten nodig is. En mijn tegenwoordigheid is onweerlegbaar voor ieder denkend mens.
Want wie Mij eenmaal herkend heeft, wie in Mij gelooft, zal ook nooit meer een verbinding van de Schepper met datgene wat Hij heeft geschapen kunnen ontkennen, dus zal het voor hem ook vanzelfsprekend zijn, dat Ik overal vertoef, waar men zich niet tegen mijn aanwezigheid verzet. En hij zal ook geloven, dat Ik de mensen mijn tegenwoordigheid wil bewijzen door mijn woord dat rechtstreeks van Mij uitgaat en dus van Mij getuigt. Ik ben bij u in het woord. Het is mijn tweede nederdalen uit de hoge op aarde, waarvan Ik heb voorspeld dat dit zal plaatsvinden voor het einde.
En dus zult u ook met zekerheid dit einde kunnen verwachten, want Ik zelf duidde u de tekens aan, die aan de laatste tijd voorafgaan. En alles zal worden vervuld wat Ik heb verkondigd in woord en geschrift, want mijn woord is waarheid en zal het blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen |