BD.3729
29 maart 1946
De kerk van Christus - Het geloof - De rots
De ware kerk van Christus omvat niet de aanhangers van deze
of gene geestesrichting, deze of gene organisatie, maar alleen de groep
van hen die een levend geloof bezitten. Van het geloof alleen laat God
het afhangen of de mens zich bij de kerk van Christus kan rekenen. Daarom
zal Zijn kerk ook overal kunnen bestaan. Ze zal overal daar zijn waar
mensen leven die geloven in Jezus Christus, en daardoor ook 'n leven leiden
dat de navolging van Christus genoemd kan worden. Een leven naar de wil van God, die in Jezus Christus op aarde leefde om de mensen Zijn wil te
openbaren door Zijn woord - en door Zijn levenswandel op aarde - als een
levend voorbeeld van Zijn woord.
Want wie diep gelovig is die onderhoudt ook Gods geboden. Hij wandelt
in de liefde en vormt zich daardoor tot een kind van God. Hij is lid van
de kerk van Christus en daarom een kandidaat voor Zijn rijk. Een diep
geloof en een leven in liefde hebben als resultaat het werken van Gods geest in de mens, en daarom zal de kerk van Christus voor altijd van Zijn geest vervuld zijn. Ze zal daardoor alleen het ware en juiste prediken,
ze zal wijsheid kunnen leren en de volle kracht van het geloof bezitten,
dat wil zeggen: ze zal ook andere mensen die gewillig zijn kunnen overtuigen van
haar waarde en haar werken, om in opdracht van God, Zijn rijk te verkondigen
in de gehele wereld.
Maar alleen zij die van goede wil zijn, zullen dit inzien, terwijl voor
de anderen haar waarde verborgen blijft, want zij weten niets over de
kentekenen van de kerk van Christus. Zij onderrichten wel over Christus,
maar ze weten het juiste niet van het onjuiste te onderscheiden. Waar
dus wereldlijke organisaties aanspraak maken de door Jezus Christus gestichte
kerk van Christus op aarde te zijn, behartigen zij meestal alleen de uiterlijke
vorm, maar niet de kern. Zij onderrichten wel het woord van Christus,
maar pas het levend geloof geeft het woord van God de juiste betekenis
en de juiste waarde voor de ziel van de mens. Het levend geloof kan dus
in iedere kerkelijke organisatie aanwezig zijn, zoals het er echter ook
in iedere kan ontbreken. Maar aanhanger van Zijn kerk is alleen hij, die
dit levend geloof het zijne noemt.
Maar pas het levend geloof brengt de juiste verhouding met God tot stand,
en dat alleen door het werkzaam zijn in liefde. Daardoor wordt de geest
in de mens gewekt die hem onderricht, en pas dan kan hij helder en duidelijk
inzien waarin de kerk van Christus bestaat. Hij kan dan goed onderscheid
maken tussen Gods wil en de wil van de mensen, die vaak de dekmantel is
van 'n christelijk geloof. Dan behoort hij tot de kerk van Christus, die
geen andere naam nodig heeft en die geen uiterlijk kenteken kan laten
zien, dan alleen het werkzaam zijn van de kracht van de geest, dat ook
uiterlijk te zien is door een levenswandel in liefde en wijsheid.
Is echter de mens eenmaal aanhanger van deze kerk, dan is hij haar ook
tot het einde trouw. Want wie eenmaal het levende geloof heeft, die heeft
ook het licht in zich dat eeuwig schijnt. Hij bezit bovendien
de waarheid en zal nu ook verhelderend werkzaam kunnen zijn omdat de geest
in hem, hem daartoe in staat stelt en hem er ook toe drijft.
Onwankelbaar is dan zijn geloof, dus als een rots die alle aanvallen het
hoofd biedt. En de poorten van de hel kunnen niets uitrichten tegen zo'n
geloof, en zodoende nooit de kerk van Christus aan het wankelen brengen
- zoals Jezus beloofd heeft. Want Zijn kerk is onoverwinnelijk en ze zal
het blijven tot in alle eeuwigheid.
Amen |