BD.3697
25 februari 1946
Door mensen gegeven geboden - Naastenliefde - Het gebod van
God
Door geboden of leringen die hun oorsprong hebben in het menselijke
willen zult u de rijpheid van uw ziel nooit verhogen, want Ik beoordeel
de mens alleen naar zijn wil te leven naar mijn welgevallen. Dus de geboden
te vervullen die Ik hem gegeven heb vanuit het inzicht van hun doelmatigheid.
Lopen de door mensen uitgevaardigde geboden parallel met mijn gebod van
de liefde, dat ze dus alleen ten doel hebben de mens tot liefde aan te
zetten, dat de vervulling van de geboden een uitoefenen van onbaatzuchtige
naastenliefde is, dan hebben ze ook mijn toestemming, want dan is ook
duidelijk het werkzaam zijn van mijn geest in die mensen herkenbaar die
de opstellers van zulke geboden waren. Ieder ander gebod echter is waardeloos
in mijn ogen, en Ik schenk ook geen aandacht aan de vervulling ervan omdat
de u toestromende levenskracht geheel benut moet worden om in liefde werkzaam
te zijn, om de zielenrijpheid op aarde te bereiken. Uw doel moet zijn volmaakt
te worden. Hoe zult u echter volmaakt kunnen worden zonder liefde? Hoe
zult u kunnen verwachten dat u genaden toestromen door het nakomen van
geboden, waarvan het niet nakomen geen overtreding tegen de liefde is?
De liefde tot de naaste bewijst Mij de liefde tot Mij, uw God en Vader
van eeuwigheid. Wie zijn naasten niet liefheeft, heeft ook de juiste liefde
niet tot Mij, die hem zou aansporen tot werken van liefde tegenover zijn
naaste. Als u nu voorgeeft uit liefde tot Mij u te onderwerpen aan geboden
die bepaalde uiterlijke handelingen vereisen, dan aanvaard Ik deze liefde
niet, want het zijn alleen formele handelingen die u nakomt - om u van
het door mensen u toegekende loon te verzekeren.
Het is niet het liefdadig doen, waardoor u Mij enkel en alleen de liefde
van uw hart betuigt, waardoor u alleen zalig kunt worden. Van alle uiterlijke
omgangsvormen, van al het naar buiten toe duidelijk zichtbare ben Ik niet
de uitvinder - maar de menselijke wil.
Alleen de onzelfzuchtige naastenliefde heeft mijn welgevallen, ofschoon
ze ook uiterlijke handelingen met zich mee brengt. Wat u voorgeeft uit
liefde voor Mij te doen verlang Ik niet van u, zodra het niet mijn gebod
van de liefde als beweegreden heeft. Ik wil alleen de vervulling van deze
geboden en innig gebed (uit het hart) als blijk van de naar Mij toe gekeerde
wil.
Alleen dan kunt u in het bezit komen van genade en kracht, want er bestaat
geen ander genademiddel dan het gebed en de onbaatzuchtige naastenliefde.
Dan echter worden ze u in een onmetelijke hoeveelheid toegestuurd. Uw
hele leven moet een innerlijk leven zijn zonder enig uiterlijk vertoon.
Maar naar buiten toe moet u Mij belijden. U moet uitkomen voor mijn leer,
u inspannen die na te volgen. U moet uw geloof in Mij, in mijn naam en mijn verlossingswerk openlijk voor de wereld bekennen, dus tot uw medemensen
spreken, opdat ook zij uw instelling en uw streven zien, dat deze niet
de aardse wereld maar het geestelijke rijk betreffen. U moet u als mijn
aanhangers - als mijn ware kinderen doen kennen, doordat uw levenswandel
aan de eisen voldoet die Ik aan u gesteld heb en altijd weer stel door mijn woord, dat van boven aan hen wordt gestuurd die als tussenpersoon
u mijn wil moeten verkondigen.
En wilt u mijn wil vervullen, dan moet uw werken een gestadig werkzaam
- zijn in liefde zijn, waarnaar Ik u eenmaal beoordeel in de eeuwigheid;
niet echter door uiterlijke gebaren en handelingen die u geen voordeel
voor uw ziel brengen - maar veel eerder de mens nalatig laten worden om
het alleen ware gebod te vervullen: onbaatzuchtig in liefde actief te
zijn.
Amen |