BD.3618 Vrije wilsbeslissing - Kerkelijke organisatie De wilsbeslissing van de mens moet uit eigen beweging worden genomen, dat wil zeggen: de wil van de mens kan niet worden gericht, noch door goede, noch door kwade krachten. Hij kan alleen door beide kanten worden beïnvloed om de voorkeur aan een richting te geven. En daarom is ook het overbrengen van het woord van God, de leer van Christus, steeds alleen als invloed op de mens te beschouwen, want de beslissing om deze aan te nemen of af te wijzen berust bij hem zelf. En zo kan elke kerkelijke organisatie alleen maar worden beschouwd als middel om de menselijke wil in de juiste richting te leiden, maar ze kan er nooit aanspraak op maken, het doel van juist denken en willen te zijn. Dus kan door het lidmaatschap van zo'n organisatie wel het doel worden bereikt, maar nooit is het toebehoren eraan al bewijs van een juist geleide wil, om welke reden het menselijk streven in elke religieuze gemeenschap zelf een aanvang moet nemen de wil de juiste richting te geven. Want de mens kan alle eisen inwilligen die hem van de kant van een kerkelijke organisatie worden gesteld, maar dit kan opvoeding en gewoonte zijn, waarbij de eigen wil nog is uitgeschakeld. Het kan een uiterlijk naleven van de leer van Christus zijn, een vervullen van plichten die diepe liefde doet ontbreken, ofschoon ze uit gehoorzaamheid tegenover de kerk wordt verricht. Een juiste wilsbeslissing vraagt een zich al denkend verdiepen in geestelijke vragen en dan pas een bewuste stellingname dienaangaande. Blinde gehoorzaamheid daarentegen is geen wilsbeslissing. Ze is veel meer een uitschakelen van de vrije wil en kan daarom geen geestelijke resultaten tot gevolg hebben. En daarom worden de mensen vaak gedwongen tot een stellingname in zoverre, dat ze door de liefde van God aan het twijfelen worden gebracht over de waarheid van datgene wat hun wordt voorgehouden. Het woord van God wordt hun steeds weer bijgebracht, opdat ze tegenstrijdigheden zullen aantreffen tussen dat wat Jezus Christus heeft geleerd op aarde en dat wat zo nu en dan door een kerkelijke organisatie wordt verkondigd, opdat de tegenstrijdigheden hen aanzetten tot nadenken en dus de wil om vrij te beslissen actief begint te worden. Want de tijd op aarde moet niet onbenut voorbijgaan, wat echter het geval is wanneer een mens geestelijke leer onbeproefd laat, wanneer hem een geestelijke richting is opgedrongen en hij zelf geen aanstalten maakt ze op haar waarheid te onderzoeken. Niemand kan door het toebehoren aan een kerkelijke organisatie aanspraak maken op het absoluut bereiken van het doel. Zijn wil moet eerst zelf actief zijn geworden doordat hij zich door middel van gedachten met alles grondig bezighoudt wat hem geleerd wordt en wat weer van hem geëist wordt. En het woord van God zal steeds een wegwijzer voor hem zijn. Hij zal de stem van God leren onderscheiden van de stem van de wereld. Hij zal Gods werk en het toegevoegde mensenwerk kunnen beoordelen en dan ook de juiste beslissing nemen, zoals het zijn taak is op aarde. Amen |