BD.3610
22 november 1945
Oorzaak, zin en doel van leed - Inzicht - Vergankelijkheid
De wereldsgezinde mensen zijn zo ver van de waarheid verwijderd, dat zij daardoor ook niet weten welke kracht er uit het geloof en de innige verbinding met God te putten is en dat zij daarom steeds alleen aan wereldse gebeurtenissen aandacht schenken en niet beseffen dat de verkeerde houding tot God ook de oorzaak is van ieder wereldgebeuren dat zich vol leed aan de mens doet gevoelen. En zolang de mensen dit inzicht ontbreekt, zal deze smartelijke toestand ook niet veranderen. Het leed zal alleen steeds weer andere vormen aannemen opdat de mensen door de verscheidenheid van hun noden en beproevingen eens op de gedachte komen dat een andere Macht dan de menselijke achter iedere tegenspoed steekt. Dat niet alleen de menselijke wil veroorzaker is, maar tegelijkertijd de wil van een hogere Macht in actie komt en dat zij tegenover die hogere Macht een vast standpunt innemen.
De kennis van de zuivere waarheid verklaart alles. Zij maakt de grote nood begrijpelijk omdat oorzaak, zin en doel herkenbaar is. Dan eerst is er de mogelijkheid tot verandering, zodra de mensen zich aan de zin en het doel aanpassen, dus de oorzaak van lijden en nood proberen op te heffen, wat echter voor de wereldsgezinde mens onbegrijpelijk is en blijft zolang de wereld voor hem het voornaamste is, zolang hij zijn lichaam alle voorrechten verleent en de ziel gebrek laat lijden.
Kennis van de waarheid kan echter alleen worden toegezonden aan de mens die zich van de wereld losmaakt, want zodra aan de wereldsgezinde mens de kennis wordt overgedragen, herkent hij ze niet als waarheid en wijst ze af. Derhalve moet hij door vergroot leed in een toestand worden verplaatst waarin hij bereid is de waarheid aan te nemen, doordat hij door lijden en nood de waardeloosheid van wereldse goederen leert inzien en het verlangen ernaar vermindert. Dienovereenkomstig neemt het verlangen naar de waarheid toe, aangenomen dat hij niet wordt beïnvloed door slechte krachten die zijn denken geheel verwarren en van de waarheid proberen af te leiden, die de haat in de mens aanwakkeren hoe meer de wereld met haar vreugden hem teleurstelt. Dezen echter vinden de verbinding met God op aarde niet meer en ieder middel dat God aanwendt mist zijn doel.
Desondanks is het gunstig voor de ziel van de mens wanneer zij nog op aarde de vergankelijkheid van aards bezit leert inzien. Wanneer zij dit leert verachten en er niet meer bovenmatig door aan het aardse gebonden wordt wanneer de ziel van de aarde heengaat, zelfs als zij in een lage staat van rijpheid het hiernamaals binnengaat. Het overwinnen van de materie in het geestelijke rijk is dan niet zo moeilijk en het positieve ontwikkelingsproces kan zich sneller voltrekken zodra er eenmaal een begin mee is gemaakt in het geestelijke rijk. De ziel neemt in het geestelijke rijk de haar aangeboden waarheid eerder aan, zij is niet meer zo weerspannig tegen God als op aarde. En daarom is het lot van de zielen die heengegaan zijn niet zo hopeloos als zij op aarde door groot leed de vergankelijkheid van aardse goederen inzagen, zelfs wanneer zij in tijd van nood schijnbaar als slachtoffer hun aardse leven verliezen.
Zodoende is ook het leed en de nood die door de boze wil van mensen wordt veroorzaakt, nuttig voor de zielen die nog ver van God verwijderd zijn. En daarom laat God het toe dat de mensen in vrije wil tegen elkaar te keer gaan, tot Hij dit zelf een halt toeroept als het met Zijn plan van eeuwigheid overeenstemt. En zolang de mensen in onwetendheid leven, zolang zij hun oren sluiten voor de waarheid, laat Hij hen door hun eigen handelen uitrijpen en door onuitsprekelijke nood en lijden gaan, omdat zij dat zelf zo willen en ook zelf de veroorzakers van dit lijden zijn.
Amen |