BD.3348
27 november 1944
Natuurgebeuren - Er vallen slachtoffers onder goede en slechte
mensen
In het uur van de grootste nood zullen veel mensen tot God
roepen. Maar niet elke roep zal uit het hart komen, want het gevaar waarin
ze verkeren, ontneemt hen alle vermogen om te denken. En dus zullen ze
God alleen met hun lippen aanspreken en naar hun gebed zal niet worden
geluisterd. Alleen zij, die in staat zijn hun gedachten naar Hem te sturen,
al is het maar voor enkele ogenblikken, zal God bijstaan, om ze te redden
uit hun lichamelijke nood, of om hun zielen nog genaden te verlenen voor
hun einde.
De dood moet niet altijd als de grootste ramp worden beschouwd, want als
de mens in het aangezicht van de dood de weg naar God heeft gevonden,
is hij een werkzaam middel geweest voor zijn redding, die meer waard is
dan het behoud van het lichamelijke leven in duisternis van geest.
En daarom zullen ontelbare mensen hun leven verliezen in korte tijd, deels
als waarschuwing voor hun medemensen, deels vanwege hun eigen geestelijke
nood. Maar ook rechtvaardigen, wier levensloop is voltooid volgens Gods wil, worden weggeroepen van de aarde. Want waar God zelf herkenbaar is,
waar de krachten der natuur, die aan de wil van God zijn onderworpen,
in beroering raken, daar is ook Zijn wil bepalend, wie aan dit gebeuren
ten offer valt. Er zullen rijpe en onrijpe zielen van de aarde moeten
weggaan. Maar als een ziel nog voor de lichamelijke dood God heeft herkend,
is ook haar geestelijke hogere ontwikkeling in het hiernamaals verzekerd
en is het beëindigde leven alleen een zegen voor haar.
En de aardse nood zal groot zijn en zal aan allen nog de mogelijkheid
bieden de weg naar God te vinden. Want het natuurgebeuren zal zich vooraf
aankondigen. Er zullen zich uit buitengewone tekens een ongewone gebeurtenis
laten afleiden, zodat ieder mens zich nog kan bezinnen. En hij zal ook
door medemensen worden gewezen op de hoogste Macht, de Bestuurder van
de hemel en de aarde, zodat hij tijd en gelegenheid heeft zich met Hem
te verbinden in innig gebed.
Maar nu toont zich de afstand van de mensheid tot God. Want slechts weinige
nemen Hem aan. Slechts weinige wenden zich in hun angst en benarde toestand
tot Hem om bescherming en hulp. De meesten wijzen Hem bewust en onbewust
af. Ze volgen het schouwspel van de natuur op de voet, steeds in de hoop
op een spoedige beëindiging. En het uur van de nood treft hen daardoor
des te geweldiger, omdat ze zich volkomen verlaten voelen, daar hen elk
geloof ontbreekt. Maar ook van deze mensen, die op grote afstand van God
zijn, blijven er vele in leven, aan wie God nog de mogelijkheid geeft
naderhand tot inzicht te komen.
Goede en slechte mensen zullen hun leven verliezen en goede en slechte
mensen zullen hun leven behouden. Want deze natuurcatastrofe is nog geen
scheiding der geesten, maar alleen een laatste waarschuwing voor het laatste
oordeel, waaruit alle mensen het nut voor hun ziel moeten trekken.
Maar het staat hen vrij, hoe ze deze waarschuwing benutten. Ze kunnen
tot inzicht komen, voor of na de rampzalige nacht, maar ze kunnen ook
blijven vasthouden aan hun oude denken en het grote gebeuren kan ook geen
indruk maken op hun ziel. En zo zullen ook naderhand mensen, die God vijandig
gezind zijn, aan het werk zijn om elk geloof in God te vernietigen. En
ze zullen dit natuurgebeuren aanvoeren als het grootste bewijs, dat Hij
niet bestaat. Ze zullen als grootste ontkenners van God tevoorschijn komen
uit een gebeuren, dat hen tot het geloof moest terugbrengen. En de strijd
zal daarom openlijk ontbranden tussen diegenen, die het gebeuren sterk
en gelovig heeft gemaakt, en diegenen, die het hebben overleefd ondanks
hun ongeloof. En dus gaan allen het einde tegemoet, nadat de mensheid
nog een korte tijd van genade is toegekend tot aan het laatste oordeel.
Amen |