BD.3333
17 november 1944
De vergeestelijking van de substanties van het lichaam
Het lichaam moet de ziel helpen geestelijk rijp te worden, doordat het zichzelf opgeeft, doordat het elke begeerte onderdrukt en alleen het verlangen van de ziel tot zijn recht laat komen, die zich - als het lichaam haar vrij laat - geheel aan de geest in zich overgeeft, dus zwicht voor diens verlangen en diens aandrang. Hoe meer het lichaam zich bij het verlangen van de ziel aansluit, des te meer vergeestelijkt zich dus ook de materiële buitenkant van de ziel. En deze heeft dan niet meer zo’n lange weg over de aarde af te leggen, terwijl een geheel materieel ingesteld lichaam nog na zijn lichamelijke dood lange tijd nodig heeft voordat het zijn begeren heeft overwonnen. De geestelijke substanties van de uiterlijke vormen van die zielen zijn als het ware verfijnd. Ze zijn niet meer zo grofstoffelijk, ofschoon ze nog aardse materie zijn. De ziel trekt het mee naar de overkant in het gebied van de geest aan wie ze elke heerschappij over zich heeft afgestaan, en het lichaam volgt haar gewillig. Het ziet af van alles wat het anders begerenswaardig toescheen. Het is volledig zonder weerstand en daarom ook niet meer op de wereld gericht.
En een mens zal sneller rijp worden als lichaam en ziel aan de geest in zich onderdanig zijn. Deze zal ze nu in liefde en wijsheid regeren. Wat hij verlangt wordt door de ziel en het lichaam uitgevoerd en dat draagt bij tot geestelijke vooruitgang. Want de ziel zal de stem van de geest kunnen vernemen, omdat het lichaam tegelijkertijd bereid is, doordat het elke storing ver houdt van de ziel terwijl het zichzelf in de toestand verplaatst dat de stem van de geest zich uit. Want het lichaam moet zich volledig losmaken van de wereld. Het moet zijn lichamelijk oor sluiten en het luisteren aan de ziel overlaten opdat deze het hem dan overbrengt. Hoe minder de ziel door het lichaam wordt gehinderd, des te duidelijker klinkt voor haar de stem van de geest.
Maar het lichaam behaalt daardoor ook een goed resultaat. Het overwint veel gemakkelijker de materie. Het is in zekere zin gesterkt door de spijs welke de ziel tot zich neemt. Het vergeestelijkt zich steeds meer en de ziel neemt bij haar heengaan van de wereld geestelijke substanties van het lichaam mede in zich op. De aards materiële bestanddelen van het lichaam zullen niet zo’n lang rijpingsproces hebben door te maken, soms zelfs tot de vorming van een nieuwe mensenziel worden toegelaten, waar ze zich volledig kunnen vergeestelijken.
Waar ziel en lichaam op de geest aansturen, is zo’n vergeestelijking gewaarborgd, als ook Gods eeuwige ordening in acht wordt genomen bij de positieve ontwikkeling van de geest. De gang van de positieve ontwikkeling kan echter aanzienlijk worden verkort, wanneer de weerstand van het geestelijke is gebroken, dat wil zeggen: wanneer het geestelijke zelf elke weerstand opgeeft, wat steeds het geval is wanneer het lichaam zich losmaakt van alles wat het anders nastreeft. Wanneer het voor de ziel het geestelijk streven verlicht, doordat het zelf zich bij haar aansluit en tracht elke aardse boei te verbreken door bewuste overgave en door zich te onderwerpen aan de geest in zich, die ziel en lichaam nu tot zich trekt en een snelle positieve ontwikkeling van beide nu het gevolg is.
Amen |