Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.3277
2 oktober 1944

Heeft Jezus Christus alle mensen verlost of zijn alle mensen verlost?

De mensen lezen het woord, maar de zin bevatten ze niet en zo ontstaan onjuiste leerstellingen door onjuiste uitleg van de kant van hen die Mij dienen willen, zodra ze zich tevoren met elke vraag niet heel innig met Mij verbinden en daarover uitsluitsel wensen, en als ze dit krijgen het zonder weerstand aannemen. De mensen houden star vast aan mijn woord dat Ik de mensen verlost heb van de zonde door mijn kruisdood.

Maar ze dringen niet door in het wezen van het woord ze dringen niet door in de betekenis van het verlossingswerk. Dus begrijpen ze ook niet in hoeverre de mens zelf werkzaam moet zijn om bij de schare te horen die door mijn bloed van de zondenschuld verlost is. Voor alle mensen ben Ik gestorven zodra ze mijn verlossingswerk willen aannemen.

Ik heb geen beperking gesteld, maar de mensen stellen grenzen waar mijn verlossingswerk niet wordt erkend. En dezen sluiten zichzelf buiten de kring van diegenen voor wie Ik aan het kruis gestorven ben. En dus kan de zonde alleen vergeven zijn aan hen die zich laten verlossen door hun geloof in Mij en mijn dood aan het kruis, terwijl de anderen die Mij en mijn verlossingswerk afwijzen, de zonden niet vergeven zijn, omdat ze zich door mijn bloed niet schoon laten wassen en omdat ze niet tot diegenen willen behoren voor wie Ik gestorven ben. Wederom is de vrije wil van de mens doorslaggevend en deze vrije wil eerbiedig Ik. Zou de mensen de zondenschuld zijn vergeven ook zonder het geloof aan Mij en mijn werk van liefde, dan werd de mens tegen zijn wil in, verplaatst in een vrije toestand.

Maar dit is tegen mijn ordening, want dan worden zowel mijn rechtvaardigheid als mijn liefde uitgeschakeld, want dan gebruikt de mens deze toestand noch om zich met Mij te verenigen, noch heeft hij ooit berouw van zijn zonde.

Mijn woord is waarheid en nooit is daar een onwaarheid in te vinden, dat Ik voor alle mensen gestorven ben, dat Ik alle mensen verlost heb van hun zonden.

Maar hun vrije wil moet zelf beslissen of ze zich willen laten verlossen, of ze mijn werk van liefde willen aannemen, want de wil bepaal Ik niet.

Daarom kan de hele mensheid vrij zijn van zondenschuld, zodra ze maar in mijn verlossingswerk gelooft, zoals ze echter ook in diepste duisternis en in de ban van haar zonden is en blijft, als ze Mij afwijst als Verlosser van de mensheid. En daarom gaat het grootste deel van de mensheid nu voort in de zonde. De mensen zijn zonder vergeving omdat ze Mij niet meer erkennen en daarom is mijn verlossingswerk zonder uitwerking voor hen. De "vergeving van de zonde" mag daarom niet verkeerd begrepen worden. Ze mag niet worden toegepast op diegenen die zich volledig van Mij afzijdig houden, doch niet Ik dring hen van Mij weg, integendeel, ze verwijderen zichzelf van Mij. Ze ontvluchten Mij, die Mij zelf aan hen aanbied en steeds weer hun zielen tracht te winnen. Ik stel hun een genadegeschenk ter beschikking dat hen vrij maakt van de zonde en hun schuld, maar als ze het afwijzen, blijft het voor hen zonder effect. Hun schuld is hun niet vergeven, want ze horen bij diegenen die tegen Mij voor mijn tegenstander strijden en die daarom nog door hem gebonden zijn, tot ze zich door Mij laten verlossen.

En daarom is het onjuist, mijn verlossingswerk zo voor te stellen, als zouden alle mensen profiteren van datgene wat hun vrije wil wel kan verwerven, maar wat deze vrije wil evenzo kan verspelen door afwijzen of totaal ongeloof. Alleen hij die mijn genadegeschenk aanneemt, wordt bevrijd van zijn zonden, want voor hem heb Ik de schuld gedragen, voor hem heb Ik geleden en de kruisdood op Me genomen. Ik stierf wel voor allen, maar allen namen Mij niet aan.

Ik nam de schuld van allen op mijn schouders, maar niet allen voelen zich schuldig en leggen daarom hun last niet op Mij. En dus zullen ze hun schuld ook niet kunnen voldoen, want ze is te groot om daar alleen mee klaar te komen, omdat ze er nu ook nog de schuld aan toevoegen mijn liefde af te wijzen. Maar hoe kunnen dezen de vergeving van hun schuld verwachten? Hoe kunnen de mensen geloven dat ze zonder eigen toedoen, zonder zelf te willen, vrij worden van alle schuld?

Onbegrijpelijk groot is de genade voor u mensen, dat mijn liefde zich voor u heeft geofferd, dat mijn bloed u heeft schoongewassen van alle zonden. Maar u moet deze liefde van Mij ook in ontvangst willen nemen, u zult ze niet mogen afwijzen, daar ze anders bij u niet werkzaam kan worden, daar u anders verder met uw zonden belast blijft tot u uw wil verandert en Mij erkent als de goddelijke Verlosser die voor u aan het kruis is gestorven om u te verlossen.

Amen