Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.3162
18 en 19 juni 1944

Krachttoevoer alleen voor de ziel voelbaar

De ziel neemt elke toevoer van geestelijke kracht waar, ofschoon het lichaam ze niet voelt. En daarom kan de mens zelf niet beoordelen in welke staat van rijpheid hij zich bevindt, omdat alleen het geestelijke in hem rijp wordt, maar het lichaam wat dat betreft geen verandering ondergaat, dus helemaal geen geestelijke vooruitgang laat zien. En daarom moet de mens als zodanig nog vaak strijd voeren tegen zuiver lichamelijke begeerten en zwakheden, terwijl de ziel zich daar al van heeft vrijgemaakt. Maar ze wordt dan door het lichaam beheerst en dus weer gebonden aan wat de ziel niet dierbaar is. De ziel neemt weliswaar voortdurend kracht in ontvangst en zal ook snel overwinnaar van het lichaam worden, ze zal het voorhouden welk gevaar er in zijn verlangen schuilt. En meestal zal het haar ook lukken, omdat de geestelijke kracht werkzaam wordt zodra de ziel in nood raakt.

Maar zonder verzoekingen kan geen mens rijp worden, want bij weerstand zal zijn kracht groeien en weerstand voor de ziel is elke verzoeking waartegen ze stand moet houden. Het lichaam eist voor zich nog steeds wat deel is van de wereld, tot de ziel het lichaam geheel beheerst, dat wil zeggen voor haar streven genegen maakt. Dan kan ze de materie definitief als overwonnen beschouwen, want de geest in haar is nu sterker en hij beslist over de ziel en het lichaam en wordt gewillig aangehoord.

De toevoer van kracht moet echter op een manier gebeuren die alleen de ziel treft, daar anders de wil van het lichaam om weerstand te bieden dadelijk zou zijn gebroken in een zekere toestand van dwang, al zou het in dat geval toch een onbewust streven naar een loon zijn, maar niet een streven uit eigen beweging naar volmaaktheid, wat de mens er dan toe zou aanzetten aardse begeerten en lichamelijk genot te onderdrukken. Het toestromen van kracht heeft daarom alleen een uitwerking op de ziel en drijft deze onstuitbaar aan tot werkzaamheid in liefde, tot het afstand doen van aardse vreugde en tot voortdurende arbeid aan zichzelf, zonder dat het lichaam daardoor wordt belemmerd in zijn handelen en wensen. Maar omdat de ziel het lichaam nodig heeft voor het uitvoeren van handelingen die de geest in zich haar opdraagt, verliest het langzaam de verbinding met de wereld en haar vreugden, want het zal steeds uitvoeren wat de ziel van hem verlangt, al is het ook in het begin aarzelend en met nog op de wereld gerichte zinnen. Maar de kracht van de geest is sterker en de weerstand van het lichaam is gebroken zodra de ziel zich volledig overgeeft aan de geest. Dan brengt ze ook het lichaam ertoe zich bij haar verlangen en streven aan te sluiten en elk gevaar van een wereldse vervlakking is voorbij.

Hoe geringer de gevechten zijn die de mens tegen de verzoekingen van de wereld heeft te voeren, des te hoger is zijn toestand van rijpheid. Verliest hij in de strijd met de wereld, dan is dit een stilstand van zijn ontwikkeling, tot hij er zich weer bovenuit heeft geworsteld, tot hij door het afstand doen voor de ziel weer de toevoer van kracht mogelijk maakt die een falen uitsluit. De verzoekingen van de wereld zijn echter toch nodig en ook heilzaam, want daarmee moet de mens zijn kracht beproeven. En elke strijd daartegen, elke overwinning is een stap opwaarts. De ziel moet voortdurend blijven worstelen om volmaaktheid. Haar gebed om ondersteuning door geestelijke vrienden mag niet verslappen. Ze moet steeds indachtig blijven dat haar gedachten en streven ook de toestroom van kracht vermindert of vergroot, al naar gelang het op de wereld of het geestelijke rijk is gericht. Maar het lichaam is haar ter beschikking gesteld, opdat ze het zal overwinnen. Want alleen door verzoeking groeit haar kracht als ze serieus volmaakt wil worden.

Amen