BD.3160
17 juni 1944
De zegen van een gedachtenwisseling
Het uitwisselen van geestelijke gedachten zal altijd bevorderlijk
zijn voor het streven naar de waarheid. Want alleen zij die ernstig dit
laatste verlangen, zullen zo'n gedachtenwisseling onderhouden en zodoende
ook ondersteund worden en met raad bijgestaan door de geestelijke krachten,
die overbrengers zijn van het geestelijke gedachtengoed dat beantwoordt
aan de waarheid. En deze krachten helpen de mens steeds maar door. Ze
vergroten zijn kennis en sporen zijn wil aan deze kennis te benutten,
wat altijd een geestelijke vooruitgang betekent. De lichtwezens brengen
ook hen die geestelijk streven tezamen, opdat hun gelegenheid geboden
wordt hun gedachten uit te wisselen.
En vragen worden gesteld alsook antwoorden gegeven op aansporing van deze
lichtwezens, die zich in de gedachtengang van de mensen mengen, en nu
ter sprake brengen wat belangrijk voor de mensen is te weten. De lichtwezens
bekommeren zich graag om die mensen, die aan hun influisteringen gehoor
geven, dat wil zeggen: die graag bij zulke gesprekken vertoeven die een geestelijke
herkomst hebben. Want hun kunnen zij nu onbeperkt inlichtingen geven,
zij kunnen hen onderrichten en dat in de vorm van woord en wederwoord,
waarvan de inhoud altijd aan de rijpheidstoestand van de mens is aangepast.
En altijd zullen de betrokkenen er geestelijk nut uit trekken, want iedere
gave die door de lichtwezens de mensen wordt aangeboden is een krachtuitstraling
van God, die een opbouwende en kennisvergrotende uitwerking moet hebben.
En de lichtwezens zullen altijd de raadgevers van die mensen zijn die
door het verlangen naar de zuivere waarheid en de juiste houding tot God
worden aangezet tot geestelijke gesprekken. En een verhoogde staat van
rijpheid zal er het onvermijdelijke gevolg van zijn, want de eenmaal als
gedachten aangenomen kennis zal ook de mens aansporen deze te gebruiken,
of voor zichzelf, of voor de medemens, en beide geven geestelijke vooruitgang.
Daarom moeten geestelijke gesprekken vaker gehouden worden, want ze zijn
toch geen resultaten van het denken van de afzonderlijke mens, maar overdracht
van kracht uit het geestelijke rijk, die altijd een vermeerdering van
geestelijke substantie ten gevolge heeft. Want wat uit het geestelijke
rijk komt, gaat rechtstreeks in de ziel van de mens over en vermeerdert
haar geestelijke substantie. Dit is dus toevoer van kracht die de mens
een ontwikkeling ten hogen moet opleveren.
De uitwisseling van gedachten is eveneens een vorm van onderricht uit
het geestelijke rijk, die echter niet altijd als zodanig gewaardeerd wordt.
De mens beseft niet altijd de oorsprong van de gedachten die uitgesproken
worden, ofschoon het hem duidelijk moest zijn dat altijd lichtwezens de
mensen omgeven zodra er maar een geestelijke vraag wordt besproken, aangenomen
dat de mensen van ernstige wil zijn tot God te komen - en ook naar best
vermogen hun best doen Hem te onderkennen. Naar diegenen zendt Hij Zijn
boden, die in Zijn opdracht licht brengen naar allen, die vragen stellen
aan God of onder elkaar. Want iedere gedachtenwisseling is een vragen
en antwoorden dat zich in overeenstemming met het verlangen naar de waarheid,
ook in de waarheid afspeelt, maar altijd eerst dan als waarheid wordt
ingezien, als de mens ook aan zo'n uitwisseling van gedachten een gebed
vooraf laat gaan, dat God zijn geest verlichten mag.
Amen |